Lezen

Ik ga serieus moeten beginnen opletten met wat ik zeg en schrijf: op dit eigenste ogenblik schrijf ik dit op mijn computer, die op mijn schoot staat.

Ik zit vooraan in de auto, en Zelie zit achter mij. Mee te lezen. Opmerkingen te maken over wat ik schrijf.

Nog een beetje en ze zal zelf op het internet kruipen en lezen wat haar vader er op zet. Brrrr!

Brrr!, wat wilt dat nu zeggen,” vraagt Zelie.

“Alleeeee!” zegt Zelie, “da’s niet leuk!”

“Da’k het beu word,” roept Zelie. “Ik wil dat niet!”

En nu is het wachten om te zien of ze wagenziek wordt: zo ongeveer mijn eerste herinnering aan auto’s is dat ik op de achterbank zat bij mijn moeder, en dat we naar de Priba2000 (waar is de tijd?) gingen, en dat ik zódanig wagenziek was, dat ik in de afdeling kinderkledij mijn ziel uit mijn lijf gekotst heb.

“Wat is dàt nu?” vraagt Zelie. Ik hef mijn schouders op, want ik heb geen zin om het allemaal uit te leggen.

“Ha! ha! Papa weet niet wat hij schrijft!” roept Zelie triomfantelijk uit.

“Hoe? Uit wàt?” vraagt ze.

“Uitroepen, dat is hetzelfde als roepen, maar niet ergens uit roepen”, leg ik behulpzaam uit. Zou ze het nu begrepen hebben?

Geen reactie terwijl ze verder over mijn schouder leest, ik neem dus maar aan dat ze het begrepen heeft.

“Wat gaat ge nu schrijven?”

“Zijn we er bijna?” Ondertussen zijn we aan de afrit Aalst, waar we richting Ninove moeten volgen. Duizend en één meter, zegt mijn plannetje ons. Nog zeven minuten en we zijn er, zegt ons plannetje mij.

Dus: ja, we zijn er bijna.

“En nu?”

“Nu rijden we,” zegt Sandra. En nu moet Zelie eventjes zwijgen want mama moet zich concentreren.

lezenzelie

Één reactie op “Lezen”

Reacties zijn gesloten.