De toekomst van (user-centered) design

Ik heb deze week wat na moeten denken over design, en wat de toekomst ervan zou kunnen zijn. Boeiend, zo nadenken. Ik zie wel waarom mensen boeken willen schrijven.

Gisteren had ik nog één concept in mijn hoofd om als kader te gebruiken, en vanmorgen was dat al een ander geworden, en deze middag was het weer veranderd. En als ik er nog eens over nadenk, dan vind ik ongetwijfeld opnieuw gapende gaten in mijn denken, en herbekijk ik het allemaal opnieuw.

Uiteindelijk heb ik het deze middag opgehangen aan twee citaten: de derde wet van Clarke en een (verzekert het internet mij) oud Chinees spreekwoord. Het blijft allemaal zeer algemeen, maar eigenlijk: het zit redelijk diep, ik loop er al een tijd mee rond. En ik heb stapels materiaal uit een leven lang science fiction lezen en visies op de toekomst hebben.

Arthur C. Clarke zei in 1973 iets heel moois:

Any sufficiently advanced technology is indistinguishable from magic.

Voldoende ver gevorderde technologie is niet te onderscheiden van magie.

Als ik zou omschrijven hoe mijn telefoon van 2010 werkt aan iemand van 1980, dan zou die dat waarschijnlijk niet eens goede science fiction vinden, wegens echt wel té ongelooflijk.

Als ik aan een doorsnee beleidsvoerder van vijftig jaar geleden zouden vertellen dat ooit heel de wereld, van Amerika tot Zanzibar over Lochristi en Ulan Baator, op een soort gratis computernetwerk zou zitten en dat een groot stuk van alle mensen en bedrijven wereldwijd al hun werk zouden doen via technologie die ontwikkeld is en onderhouden door vrijwilligers en gratis aan de rest van de wereld gegeven is, dan zouden ze mij gek verklaren. Utopisten. Marxisten! (En dan zou ik het nog niet eens gehad hebben over een encyclopedie waar iedereen zomaar om het even wat in kan schrijven en wijzigen, die de eerste informatiebron is voor zowat iedereen ter wereld. Anarchisten!)

Om nog niet te spreken van mensen in een dorp in een middeleeuwen. Als ik die vertel over World of Warcraft, dan denk ik dat ze maar één reactie hebben: ‘T IS EEN HEKS! VERBRAND HEM!

Ga er dus maar van uit dat op de duur (bijna) alles mogelijk zal zijn – met computers en quantumdinges en nanotechnologie en memristoren en genetische watnog. Als het Apolloprogramma on iéts geleerd heeft, dan is het wel dat als de wil er is, er altijd wel een weg zal gevonden worden. Als we erin slagen om met computers die minder krachtig zijn dan de rekenmachine in mijn uurwerk mensen op de maan te zetten, dan zijn er weinig limieten op wat we kunnen bereiken.

Dat is trouwens bij zowat elke brainstorm in IT-projecten nu al een goede regel: ga er in eerste instantie van uit dat alles kan en dat de technologie magisch is. In een tweede fase zullen we wel een reality check doen.

Aan de andere kant van de technologie staat de mens, en dat oud chinees spreekwoord (toch als ik het internet kan geloven), dat in een Engelse vertaling dit zegt:

Rivers and mountains may change;
human nature, never.

Rivieren en bergen kunnen veranderen, de menselijke natuur niet.

Ik vind dat mooi, en ik wil nog een voorbeeld van het tegendeel zien.

De basiszaken die in mensen ingebakken zitten, die veranderen niet. Welke die basis-menselijke natuur is, daar heeft psychologie en biologie en sociologie veel over te zeggen – en dat is trouwens ook bij uitstek het domein van user-centered design.

Dan gaat het bijvoorbeeld over gestalt en perceptie, met praktische toepassingen in typografie en grafisch ontwerp. Over spelgedrag en patroonherkenning en beweging en 2D en 3D, over wat we goed kunnen (Moeder Theresa zien in een natte dweil) en wat we niet goed kunnen (kansberekening).

Of over leven in groep en sociaal zijn: dat we accounts kunnen hebben op een dozijn sociale netwerken, en clans en guilds en dingen hebben in een dozijn MMORPGs of L4D of watnogs – dat dat allemaal niets verandert aan Dunbar’s number.

Maar dat het fundamenteel bijna onmogelijk te veranderen van de menselijke natuur geen absolute hinderpaal moet zijn, dat technologie een soort buitenboordmotor van de mens kan zijn – denk maar aan de fly-by-wire-systemen die een Eurofighter in de lucht houden: zonder computers is zo’n modern gevechtsvliegtuig geen minuut te bedienen wegens inherent instabiel en dat een mens niet genoeg zintuigen heeft en niet in genoeg dimensies tegelijk kan nadenken om dat allemaal manueel (ha!) in de hand te houden.

En dat dáár de uitdaging ligt voor design: tot hoe ver gaat de mens zelf? Vanaf wanneer neemt technologie het over? En als we ervan uitgaan dat de mens intrinsiek niet zal veranderen, hoe kan technologie helpen? En wat is de rol van de designer in dit alles?

Een andere manier om de wet van Clarke te verwoorden is deze:

Any technology distinguishable from magic is insufficiently advanced.

En dat is, denk ik, de taak voor designers in de toekomst: er (binnen aanvaardbare limieten) van uitgaan dat technologie magisch zal zijn, en kijken waar we de grens moeten trekken tussen menselijke natuur en technologie.

We gaan kijken tot waar de menselijke natuur onveranderbaar is, welke buitenboordmotor we zouden kunnen inzetten, en hoe we die technologische buitenboordmotor zo magisch mogelijk kunnen maken, dat hij zoveel mogelijk verdwijnt.

Gelukkig hebben we daar als user-centered designers al ettelijke decennia ervaring in. ‘t Is nog dat gemak.

 

Ach, en dat ik nog zoveel wou zeggen, over hoe Waldo en Nintendo’s Power Glove en remote surgery met elkaar verbonden zijn. Of waarom Robby of Robbie er niet gekomen is maar ondertussen wel de dingen van pakweg iRobot.

En waarom het nooit zal lukken om iedereen een persoonlijke vliegende auto of jetpack te geven, hoe graag ik dat ook zou hebben.

Teveel ideeën, meneer mevrouw.

2 reacties op “De toekomst van (user-centered) design”

  1. Wel, Michel, chapeau voor deze post. Het is voor zo’n posts dat ik jouw blog graag lees.

    Ik geloof persoonlijk ook nogal sterk in de vooruitgang van de technologie en hoe die het potentieel heeft om véél (alle?) problemen uit de wereld te helpen (zelfs als het misschien met “moreel vieze” methodes zou zijn als daar zijn “agressieverhinderende chipimplants”).

    En tegelijkertijd… boeken we écht nog zoveel vooruitgang.? Een iPhone is een mooi stuk technologie maar uiteindelijk niet veel meer dan een mooi vormgegeven combinatie van allerhande reeds bestaande technieken.

    Zijn de grootste uitvindingen niet reeds lang gedaan en zijn we nu niet wat aan het rommelen in de marge, prutsen na de komma?

    De toekomst zal het uitwijzen.

    Food for thought anyway.

Reacties zijn gesloten.