Waar gaat de tijd?

Ik keek naar mijn uurwerk en het was halfzes, en toen ik weer keek was het halfacht, en dan hebben we gegeten, en en toen keek ik weer en het was halfnegen en Anna ging naar bed en dan was het negen uur en ging Jan naar bed en dan was het tien uur en dan ging Louis naar bed en dan washet halfelf en ik weet niet waar de avond naartoe gegaan is. 

Het is morgen al donderdag, en ik weet niet waar de week naartoe is gegaan. 

En het is al half juli, geen idee waar het jaar naartoe gegaan is. 

Aan de andere kant: Zelie komt zondag terug van kamp. En ik kan mij bijna niet meer herinneren hoe lang, zo lang dat ze al weg lijkt. En het lijkt wel alsof het nog een jaar is, tot zondag.