Jehovah’s Getuigen: is dat de nieuwe stijl, ja?

Dring, zei de deurbel. Ik schuifelde in mijn peignoir door de gang, met ergens een kind in mijn kielzog, en kijk nu: een half-geplooide Wachttoren in de deuropening, met aan het einde ervan een verkleumde hand, die vastzat aan een oudere meneer. 

Hoera! dacht ik: een getuige van Jehova, en het is koud en we hebben niets te doen! Ik nodig die mensen uit naar binnen, ik roep Zelie en Louis erbij, en we luisteren samen naar het verhaal dat ze vertellen. 

Vroeger toen ik klein was, en er waren Getuigen of andere geloofswervers op pad, dan nodigden mijn vader en zijn maten die uit om binnen te komen, en werden ze met een zeer fijn mes gefileerd, tot er niets meer van overbleef. 

Een jaar of tien, twaalf geleden kwamen er eens twee Jehovagetuigen naar mijn werk toen ik er een zondagnamiddag overuren zat te kloppen, en had ik er hetzelfde mee gedaan: uitgenodigd, en vragen gesteld en in discussie mee gegaan tot ze ongemakkelijk op hun stoel zaten te wiebelen, op hun uurwerk begonnen te kijken en zeiden dat ze nu toch weg moesten, omdat ze écht ergens anders een afspraak hadden. 

Fascinerend om zien, hoe mensen die volledig van iets overtuigd zijn, zichzelf in een hoekje discussiëren, en uiteindelijk helemaal vast komen te zitten. Maar ook eigenlijk een beetje niet proper. Ge moet die mensen in hun waarde laten, vind ik nu.

En dus dacht ik: nodig die mensen uit om binnen te komen, het zal een verrijking zijn voor de kinderen. Dat ze eens kennismaken met een ander geloof, en alles. 

Pfeh. 

Wat zeg ik? Dúbbel pfeh.

Die mensen wilden niet binnen komen, zelfs niet in zo’n koud weer. De oudere van de twee heeft zijn notaboekje bovengehaald, een telefoonnummer op een blad geschreven, en mij dat blad uitgescheurd. Ik moest maar eens bellen als ik meer informatie wou. 

Dat noem ik dus niet echt proberen bekeren hé gasten. 

3 reacties op “Jehovah’s Getuigen: is dat de nieuwe stijl, ja?”

Reacties zijn gesloten.