Sinkeklaas

Op de fiets door de stad. Achteraan bij mij zit A (4 j), ergens voor, achter of naast mij op een minifietsje rijdt Z (net 5 j).

Allebei op volume 12:

zwarte piet! wiedewiedewiet! ik hoor u wel maar ik zie u niet!
zwarte piet! wiedewiedewiet! ik hoor u wel maar ik zie u niet!
ZWARTE piet! wiedewiedeWIET! ik hoor u wel maar ik zie u NIET!
ZWARTE piet! wiedewiedeWIET! ik hoor u wel maar ik zie u NIET!

ZWAR! TE PIET! WIE! DE! WIE! DE! WIET! ik hoor u WEL! maar ik ZIE! u NIET!
ZWAR! TE! PIET! WIE! DE! WIE! DE! WIET! ik HOOR! u WEL! maar ik ZIE! u NIET!
ZWAR! TE! PIET!!! WIEDEWIEDE WIET!!!!!! IK HOOR U WEL!!!! MAAR!!! IK ZIE! U!!!! NIET!!!!!

Dat is dus, ter informatie, zeer, zéér luid, in de quasi-lege middelleeuwse straten van de binnenstad.

Thuisgekomen, eerste vraag — allereerste vraag, elke dag, elke keer: “Maar ik heb honger. Wanneer eten wij?” Dat is dus om 17u30, met in de loop van de dag drie dikke boterhammen (philadelphia, confituur, krabsla), een suikerwafel, een grany-koek, een halve appel en een kiwi binnen.

Het eten de maandag is in twee of drie schuifjes: eerst Z & A, daarna mijn eten (iets anders wegens Ziekten), daarna dat van Zelie, Louis en Anna, en dan dat van Jan en Sandra (voetbal en laat werk).

Ik maak dus de eerste batch eten klaar (kippenburgers, worteltjes met thym en honing), Z & A beginnen te eten terwijl ik mijn voedsel klaarstoof (basmatirijst en kip en kruiden en ajuin). Het begon met lachen en tateren onder elkaar (om de paar minuten, ik: “jongens, stop met spelen aan tafel, eet jullie eten op”).  Tot plots, zeer verontwaardigd:

Z: Stop met mij uit te lachen!
A: (lacht Z vierkant uit)
Z: Stop met mij uit te lachen!
A: (overdreven, valse lach) Ha! Ha! Ha! Ha! Ha! Ha! Ha!
Z: Stop ermee! IK TEL TOT DRIE! Eén! Twee!
A: (blijft lachen)
Z: Drie! Vier! Vijf! Zes! Zeven! Acht! [nee, ze heeft het systeem nog niet zo goed door]
A: (treiterende lach)
Ik: A, dat is niet lief, je bent aan het uitlachen. Stop daarmee en eet verder!
A: (stopt met lachen, neemt een hap eten op zijn vork en zweeft er wat mee in de lucht)
Ik: A, zet u wat dichter bij de tafel, en eet bóven uw bord, jongen.
A: (lacht)
Z: Als je blijft lachen met mij dan ga ik lachen met u als jij boos bent!
A: (blijft lachen)
Z: Maar STOP met mij uit te lachen!

Zucht.

Vijf minuten later: A heeft geen honger meer. Hij heeft een halve kippenburger gegeten en twee soeplepels groenten. En neen, met geen stokken te overtuigen om ook nog maar één hap te nemen. Ah well. Hij begint dan maar aan een liedje.

A: Wie stout is! Krijgt lekker de roe!
A: Lekkers de roe! De roes lekkers! Stoute lekkers! Lekker de roe!
A: Wie dat stout is die krijgt lekker de roe!
A: Lekker de roe!
A: Lekker de roe!
A: Sinkeklaas kapoentse!
Z: ‘t Is wel Sinterklaas niet Sinkeklaas! En kapoentje niet kapoentse!
A: Sinkeklaas!
Z: SinTERRRRRRRklaas!
A: SinKERRRRRRklaas!
Z: S i n TTT ERRRRR k l a a s !
A: S i n KERRRRR k l a a s ! In mijn soentse! Lekker de roe!

Het ooggerol van Z was bijna tastbaar.

Z: Jij bent fantasie aan het doen! En ik vind dat irritant!
A: Sinkeklaas kapoentse! Wie stout is die krijgt dan lek-ker-de-roe!
Z: Weet jij wat dat is, fantasie?
A; Neen.
Z: Dat is liegen. Of mopjes maken. Of verhaaltjes vertellen. Maar nu is het liegen. En ik vind dat irritant.

Waarna ze de helft van het eten van A dat hij had laten staan, ook heeft binnengewerkt. En dan nog een kippenburger en nog wat groenten. (“A, wil jij ook nog een beetje eten? — NEEN!”) En dan had ze nog honger en vroeg ze een Danio, die ze gekregen heeft. Waarop A een crisis deed omdat hij ook een dessert wou.

Z: Dessert is alleen voor zeer zeer zéér flinke kindjes die hun vlees en hun groenten opgegeten hebben. Niet voor stoute kindjes die uitlachen.

Ahem ja. 🙂

3 reacties op “Sinkeklaas”

  1. Er is toch al iets blijven hangen van jullie opvoeding hè. Toch knap dat ze al stilstaan bij wat fantasie is. Dat komt goed! Goeie moed ermee (jullie zullen wel goed moe zijn ‘s avonds…).

Reacties zijn gesloten.