Bummer

Er was eens… een meisje. (of jongen) (of oudere man) (of vrouw) (het doet er niet toe)

Ze zat al zo lang ze zich kon herinnerde tegen haar zin op school. (of in een doodlopende job) (of zonder werk) (of in een kapotte relatie)

Ze droomde al jaren van nà de school, van de universiteit. (de dag dat hij België vaarwel zou zeggen en op reis naar Groenland zou gaan) (de dag dat hij eindelijk een werk vond waar hij enthousiast over was) (de dag dat ze de moed zou hebben om haar man te zeggen dat het nu écht gedaan was)

Wilde plannen, van naaldje tot draadje uitgewerkt. Berekeningen, projecties, pro en contra, vrienden en familie geconsulteerd en—naar gelang—genegeerd of gevolgd. Jaren en maanden, maanden en weken. Twijfelen, overtuigd zijn, nù!, nee: nu niet; zo kan het niet meer, ik moét of ik ontplof; ‘t is nu of nooit: de stap gezet. De deur dicht, de handtekening gezet, geen weg terug.

*
*     *

Zeven maand later: na twintig minuten les opkijken, zich afvragen waar de hel heeft die prof het over? Wat zit ik hier in ‘s hemelsnaam te doen? (Rottende vis, geen mens die me begrijpt en bevroren tenen. Wat loop ik hier in ‘s hemelsnaam rond? ) (Elke dag om 9u15 de aftelklok naar 16u15 laten lopen, en ondertussen flessen Maalox legen. Wat zit ik hier in ‘s hemelsnaam te doen?) (Miserabel alleen en uitgespuwd door iedereen die ik ken. Wat, gedomme, zit ik hier in ‘s hemelsnaam te doen?)

And you may tell yourself
My God!… what have I done?

*
*     *

Pijnlijke situaties, kan ik me inbeelden. Het gras, groener, overkant. Een fata morgana heeft ook groen gras, soms.

11 reacties op “Bummer”

  1. melissa

    Ik heb altijd een zwak voor haar gehad. Hoewel. Dat is misschien te sterk uitgedrukt. Ze zat een paar klasjes lager dan ik, en haar persoontje toucheerde me. Je kent dat wel, alsof je wil huilen in andermans plaats.

    Ze hinkte een beetje achteraan. Jarenlang met zo’n pleister op haar linkeroog. Bedeesd en voorzichtig, proberen te volgen. Ze deed zo haar best, en het kostte haar zoveel moeite. En als ze al eens liep, wellicht uit noodzaak, of uit toewijding, dan struikelde ze, steevast. Heel voorzichjes. Maar telkens haar bril gebroken, omdat die zo zwaar was, en haar neus net te plat. Behalve die ene keer toen ze met een gigantische smak over de ruwe, grijs gevoegde tegels van de speelkoer schoof. Brede schaafwonden op haar handpalm, wang, schouder, knie, en een paar kleerscheuren. Pas nadat ze verdwaasd terug was rechtgekrabbeld, merkten wij dat er iets voorgevallen was. Ik heb haar nooit weten huilen. Ze leek niet van deze wereld. Ook wat er aan het bord gebeurde, bleef voor haar steeds in een soort mysterie gevangen. De zielige leraar genoot ervan haar onbegrijpende schapeoogjes voor de hele klas belachelijk te maken. Het scheen allemaal niet tot haar door te dringen.

    Dat veranderde aan de universiteit. In het labyrint van jongens- en meisjesscholen was ik haar tijdens de humanioratijd uit het oog verloren. Maar nu was ze uitgegroeid tot een intrigerende en zelfbewuste studente, met een van nature uitdagende schoonheid. Ze had er geen enkele moeite mee te laat de les binnen te komen en rustig de trappen van een tjokvol auditorium af te dalen om te gaan zitten op de obligaat lege rij voor het podium. Haar attitude en kledij straalden niet het minste spatje middelmatigheid. Gekleurde lenzen versterkten het warme blauw van haar ogen, en ze klitte haar blonde haren omhoog tot een halflange diagonale hanekam. Andere ornamenten had ze niet van doen. Ik genoot van de kwelling haar te bekijken, en gedachten te vergelijken. En ze waren zeldzaam, die momenten waarin mijn netvlies de lichte zweem van onzekerheid bemachtigde die uit haar ogen sloop, en een vluchtige blos verspreidde op haar andere gezicht. Ik heb nooit geweten of ze mij herkende. En het zal ook niet zoveel verschil uitgemaakt hebben. Ze was de stralende aantrekkingspool voor een devote schare hip volk, en grauwe professoren bogen het hoofd voor haar uitmuntende resultaten. En ik… keerde verwijtend in mezelf onder zoveel pijnlijke onbereikbaarheid.

    Nog volg ik haar, op een afstand. Om de keuzes die ik zelf liet liggen, om de warmte van een droom. Het geluk straalt van haar af, meer dan ooit. Ze heeft haar onopvallende schroomvalligheid volledig achter zich gelaten. De kleurloosheid van de twijfel is bedwongen. Ze heeft de vrijheid die ze wil, en ze beheerst de balans tussen zakelijk en sportief. Ja, ze lacht veel, met van die prachtige tanden. Ze heeft een toffe vriend, en is graag gezien, ook in haar functie met verantwoordelijkheid over flink wat mensen en geld. En zonder een krimp te geven, stroopt ze je het vel van de oren. Nee, kinderen hoeven niet.

    zig.
    *sorry dat het zo lang geworden is*

  2. Maar hoe ga je weten en bijleren dat het een fata morgana is als je niet gaat zien daar ? En meestal kan je toch terug.

    Terug gaan gaat bijna altijd vanzelf, maar vooruit gaan, daar moet je voor kiezen en jezelf voortduwen.

    Mijn bijdrage aan bovenstaande, waarschijnlijk even vaag voor u als die van Michel voor mij is. .

Reacties zijn gesloten.