Een stoksken, begot

Dát was al een tijd geleden zeg: zo’n doorgeefding van uit de prehistorie van het internet, toen de dieren nog praatten en Bourgeois nog kon zeggen le N-VA, c’est moi

Doorgeworpen gekregen van de onvolprezen Elke “@issuus” De Vilder, vanop bloggen zeg ik!, alwaar ze mij idioot noemt (uh huh) en interessant (yeah right) en er zeker van is dat ik dit zou laten passeren. 

Ha! zeg ik. En nog eens: ha! Ik laat zo’n dingen niet passeren, wat hadt ge gedacht. ‘t Is in de vorm van vragen, en ik krijg al direct flashbacks naar de tijd dat er alle vijf voet studenten mails stuurden van “ik moet voor mijn huiswerk communicatie een interview doen met een burgerjournalist kunt u zeggen of burgerjournalistiek een toekomst heeft en hoe lang doet u dat al en oh ja, ‘t is voor morgen graag snel antwoord”, maar als het vragen zijn, dan kan ik mij moeilijk inhouden om er niet op te antwoorden. 

Bij deze!

 

Hoe ben je er achter gekomen dat je schrijftalent bezit?

Euh… niet? Eh heh, valse bescheidenheid, altijd goed om naar complimenten te hengelen. [see what I did there?]

Nee serieus: als ik naar sommige mensen kijk, weet ik dat ik geen wereldschrijftalent ben. En dan kijk ik naar andere mensen, die soms zelfs van hun pen leven, en denk ik dat ik Nabokov ben. 

Schrijven is zoals veel dingen, vermoed ik: het gewoon doen, en dan laten rusten, en er met een klaar hoofd nog eens naar kijken, en dan opnieuw doen. En ook wel: plannen, en schaven, en laten bekijken door andere mensen en kritiek krijgen en ervan leren. 

Maar dus vóór alles: doen. Zoals Neil Gaiman het pijnlijk duidelijk stelt

Soms denk ik wel eens: ik heb hier nog een paar filmscripts liggen die ik zou willen schrijven. Of maak ik mezelf wijs dat ik een roman zou kunnen schrijven. Of dat ik gefundeerde opinies heb over allerlei, en dat ik die de wereld kond zou willen maken. Of dat ik een spannend griezel- of science fictionverhaal voor kinderen zou kunnen schrijven dat écht griezelig zou zijn of science fiction en écht goed. 

Dat denk ik meestal naar aanleiding van een zoveelste slecht filmscript, of een roman waar meer in gezeten had, of de vijftiende platitude-van-de-dag op Facebook of Twitter of in de krant, of de zooi die kinderen moeten ondergaan. 

Het duurt meestal niet zo lang: al dat werk, jong. En dan laat ik mijn zoveelste draft-van-ettelijke-bladzijden in draft staan, en klop ik rap iets taalparticularistisch op de computer en duw ik op publish en voilà. 
  

Als je schrijversinspiratie een stad zou zijn, welke was het dan? En waarom?

Gent in 1935.

Gent omdat, komaan, Gent! Groot genoeg, en klein genoeg. Geschiedenis genoeg, en toekomst genoeg. Een kosmopolitisch dorp, een minuscule wereldstad. En 1935 omdat ik mijn grootouders zou willen gekend hebben als ze jong waren, en hun ouders nog leefden. 

En dat ik zonder reden of kennis van zaken het gevoel heb dat het in de jaren 1930 in Gent qua glorie die aan het vergaan is, wel redelijk in orde moet geweest zijn. En dat dat mij eindeloos fascineert, vergane glorie. 

  

Wat heb je nodig om goed te kunnen schrijven?

Niets. Zelfs geen computer: als ik met mijn boekje ergens zit, in een meeting of in de trein, dan schrijf ik. Soms heelder verhalen, maar meestal flarden ingebeelde discussies of schetsen van personen of schetsen van verhalen. 

Zelfs geen schrijfgerief, eigenlijk: gewoon een verzonnen achtergrond van mensen in de buurt vertellen, of de grootste nonsens over de wereld en de mensen en vanalles. In mijn eigen hoofd, meestal, omdat ik nu eenmaal niet zoveel met mensen spreek. 

Of dat goed is, laat ik zeer hard in het midden. Maar het is wel minofmeer schrijven, vind ik. 
   

Ik ga er even vanuit dat je trots bent op je schrijftalent. Waar blijkt dat uit?

Door de band loop ik vooral lastig — voor zowat alles dat ik doe, trouwens — dat het béter had kunnen zijn. Moeten zijn. En loop ik lastig dat ik op voorhand weet dat ik sod it ga zeggen en dat ik er dan achteraf lastig ga van lopen dat ik wist dat ik er lastig van zou lopen en dat… aaargh. 

   

Als je bevestiging zoekt voor je blogs, waar vind je die dan?

Dat ligt dubbel. Natuurlijk vind ik het wijs als iemand zegt dat ze iets goed vonden, maar tezelfdertijd (zie vorige vraag) zie ik meestal vooral wat er niét goed genoeg was. 

Gelukkig heb ik de eeuwigdurende bewondering van vrouw en kinderen, die álles wat ik doe fantastisch vinden. Een groot gemak. 

 

Favoriete blogs, om dit stokje aan door te geven? 

Oei, moeilijk. Ik ben zó een schijtlaars: als het niet voor een groot publiek is, kan ik mij zeer luidop kapot ergeren aan zo enorm veel dingen dat ik elke dag bladzijden vol zou kunnen schrijven. Maar dan durf ik dat niet te zeggen in publiek, want dan klinkt dat direct alsof ik het echt nijdig bedoel of mensen wil kwetsen of zo. 

Of wacht, de vraag was wat mijn favoriete weblogs zijn, niet de weblogs waar ik mij het meest aan erger, zeker? En dan nog in het Nederlandse taalgebied, verdorie. Even kijken…

  • In het departement no nonsense en uren van bewondering: Lien en Simberlylonia.
  • In het departement soms too close for comfort: Martin.
  • In het departement ik wou dat ik die in het echt kende: Sylvia.
  • In het departement schrijf keer wat meer, dan ben ik ook op de hoogte: Sandra.

Één reactie op “Een stoksken, begot”

  1. Joepie, een stokje, mijn dag kan niet meer stuk. Merci, Michel! Ik had nog geen blog in de tijd dat die dingen populair waren, maar ik ga dus meedoen. Vandaag red ik het niet, maar in 2013, dat zeker (onder voorbehoud van het vinden van een tijdreismachine).

    Ik heb een beetje teruggeklikt om te zien waar dit stokje vandaan komt en enkele stappen terug heette het nog de “Liebster Award” en werden de vragen keer op keer veranderd. Niet enkel de thema’s zijn variabel, ook de grammatica: “Wat is je favorieten beautyproducten en waarom?” Wonderlijk.

Reacties zijn gesloten.