Benny

De akelige dramaqueenerige broer van Bart De Pauw, die zichzelf veel te serieus neemt. Zo zat Benny Claessens jarenlang in mijn hoofd.

En toen zag ik links en rechts flarden van flarden van zijn recenter theaterwerk, en was mijn instinctieve reactie twijfelen tussen “hohoho, zo edgy maat” en “maar toch wel wijs dat hij de draak steekt met al die zichzelf veel te serieus nemende dramaqueens”.

Ik ben geen kunstkenner. Ik heb toen ik veel jonger was en nog een abonnement had op cultuur, veel theater gezien. Mijn laatste abonnement was met Sandra samen, en één van de laatste voorstellingen was iets van ik weet niet meer welk Groot Gezelschap, waar een mevrouw een hele tijd (in mijn herinnering echt een hele tijd) doorbracht met een pot noordkrieken. Ze stak ze tergend langzaam in haar vagina, en plopte dan de hele pot tegelijk weer uit in een emmer.

Misschien heeft mijn geheugen het helemaal vervormd, maar ik herinner me dat ik toen buitengekomen ben met de gedachte “gho, dat was dan toch wel Kunst met een heel grote K”. Misschien dacht ik ook wel dat het gewoon Kut met een heel grote K was, ik wil er van af zijn.

Maar ik wil niet dogmatisch zijn, ik maak mezelf wijs dat ik open sta voor vanalles (herinner mij eraan dat ik The Pale King herlees, één dezer), en ik wil mijn uiterste best doen om te begrijpen wat ik niet begrijp. Of te voelen wat ik niet begrijp omdat het niet te begrijpen is maar visceraal moet gevoeld worden, you know what I mean.

Dus nam ik De Standaard ter hand en las ik het interview met de genaamde Benny Claessens: ‘Die oude generatie doet alles al 100 jaar hetzelfde. Ik wil het anders doen’. Net onder de kop: “Is Claessens een radicaal genie of toch vooral een diva met lange tenen? Op zoek naar een antwoord spoorden wij richting Berlijn.”

Het belooft, al bij het begin, met een hele tirade over het vliegtuig en “een rijk, oud, heteroseksueel publiek van veertig man dat enkel Tsjechov wil zien” waar hij nooit vanzeleven nog voor wil spelen, maar:

Bij een eerste indruk bevestigt Benny Claessens meteen zijn imago als enfant terrible. […] Maar in de twee dagen dat we in zijn kielzog meelopen in Berlijn, toont hij een heel ander gelaat. Dat van de zorgzame regisseur, bijvoorbeeld. Of de bon vivant bij wie kunst en vriendschap totaal versmolten zijn. Hij blijkt ook een grapjas die zichzelf heel goed kan relativeren, maar hij staat wel vol overgave op de barricaden voor meer queer kunst.

Kijk luistert. Ik lees veel mensen hem bewieroken, akoord. Maar het spijt mij, het artikel is er niet in geslaagd mij een andere indruk te geven dan mijn allereerste, die die zijn personage in Het Geslacht De Pauw achterliet.

Wellicht is het allemaal goed bedoeld, maar hoe dat dan op de pagina staat, is het enkel op mij dat het verschrikkelijk arrogant overkomt? Dit bijvoorbeeld:

Ik moet zo dikwijls de bitch uithangen in stadstheaters, maar ik ben dat beu. Zij werken daar, dus zij moeten hun job goed doen. Als je dan, zoals ik, te veel zegt dat ze amateurs zijn, word je verwijderd.

Ja, niet iedereen is briljant, niet iedereen is mee, niet iedereen kan of wil mee. Mensen zijn soms van slechte wil. Omdat ze bang zijn, of incompetent, of gewoon omdat ze niet beter weten. Maar mensen uitmaken voor amateurs, is dat nodig? “De bitch uithangen”, moét dat? Wie wordt er beter van als ge het hebt over “gewoon hupsie-flupsie-kakkietheatermaken met acteurs als Els Dottermans”?

En hoe kunt ge iets als dit anders dan arrogant interpreteren?

Mensen zoals Els denken dat zij de normalen zijn en de rest de raren – zo denkt trouwens negentig procent van het Duitse en Vlaamse theater.

Misschien even een grafiekje erbij:

normaal

Ik wil niet in een semantische discussie verzeilen, maar als 90% van de mensen op een bepaalde manier denkt en 10% niet, dan lijkt mij redelijk duidelijk wie er eigenlijk per definitie “normaal” en “raar” is, nee?

En dan zoiets als dit:

Ik wil dus eigenlijk niet trashen over Els. Voor mij gaat het om iets groters. Els, die ik zelfs een goede actrice vind, is ook maar een symbool van een oude wereld die zich superieur voelt.

Wat moet een mens daarvan maken? Eerst iemand afzeiken en dan zeggen “maar ik wil eigenlijk niet trashen“, is dat niet een beetje gemakkelijk? Dat venijnige “die ik zelfs een goede actrice vind”, is dat niet een beetje neerbuigend? En als ik dit helemaal lees, ben ik dan de enige die concludeert dat er wel degelijk een wereld is die zich superieur voelt, maar dat het niet noodzakelijk die “oude wereld” is?

Ik werd niet vrolijk van het artikel over Benny Claessens. Misschien een geschikte jongeman in het echt, en misschien is het de journalist die uit de bocht gaat, maar het kwam bij mij binnen als het portret van een soort vleesgeworden arrogante karikatuur van een “Kunstenaar”.

Van een akelig ventje dat ik eigenlijk helemaal niet wil kennen.

2 reacties op “Benny”

  1. Meg Stuart, die ken ik zelfs. En n.av. dit artikel – dat ik verfrissend vond – staat er voor 1 januari 2021 “Ersan Mondtag, Benny Claessens, Vlaamse Opera, Der Silbersee van Kurt Weill” in mijn agenda. Anger is an energy, Michel 🙂

  2. Ik had net dezelfde reactie bij het lezen van het artikel! Alleen kreeg ik die niet zo goed verwoord als jou. Geweldige blogpost!

Reacties zijn gesloten.