Literatuur

Oh boy. Een stelling als “fantasy blinkt uit in generiek proza, fletse personages en grove verhaallijnen“. Juist natuurlijk, maar om dat dan te contrasteren met ‘literatuur’ waar dat niet zo zou zijn, is zó fout dat het niet eens meer lachwekkend is.

Een onderscheid maken tussen ‘fantasy/sciencefiction’ enerzijds en ‘literatuur’ anderzijds (of zelfs “nouja, literatuur”) is zo ongeveer hetzelfde is als het onderscheid maken tussen aardbeien enerzijds en fruit anderzijds.

Het doet me denken aan de uitspraak van Stijn Meuris een tijd geleden, toen hij voor de televisie een review deed van La Possibilité d’une île euh ik bedoel Mogelijkheid van een eiland (ik vermoed dat het in een vremde taal te moeilijk zal geweest zijn):

Het is eigenlijk science fiction. Nu kan ik me inbeelden dat dit veel mensen gaat afschrikken […] Je zou hem [Houellebecq] met twee woorden kunnen afmaken: dit is gratuit. En het is sciencefiction, dus het eigenlijk geen literatuur.

Zeker, in sciencefiction en fantasy is de overgrote hoop generiek proza, fletse personages en grove verhaallijnen. Net zoals de meeste biografieën generiek, slecht geschreven en simplistische zijn. Net zoals de meeste interviews generiek, oppervlakkig en saai zijn. Net zoals de meeste foto’s generiek, clichématig en oninteressant zijn. Net zoals de meeste muziek generiek… you get my drift.

Er zijn goede boeken en er zijn slechte boeken. Of, zo je wil: er zijn boeken die je goed vindt, en er zijn boeken die je niet goed vindt, en er zijn boeken die je koud laten, en allerlei gradaties daartussen.

Dat gezegd zijnde: Arnon Grunberg’s Tirza is, wetenschappelijk objectief, kak.

15 reacties op “Literatuur”

  1. Ik had een voorgevoel dat dit zou komen. En het zal je verbazen, maar ik ben het er helemaal mee eens.

    Na een half leven vergooid te hebben aan matige literatuur, en een kwart leven met regelmaat gereputeerde literatoren te hebben neergesabeld (check mijn site), durf ik de meeste literatuur tegenwoordig ook genrefictie te noemen. Met zijn eigen sjablonen en clichés qua thema (midlifecrisissen, onmogelijke liefde, gefnuikte dromen) en qua taal (“myriaden sterren aan het firmament”).

    Er is overal rommel te over. Sturgeon. Daarom stond er ook nadrukkelijk “literatuur, if any good”, iets wat je over hoofd hebt gezien om je stukje te kunnen schrijven.

    Mijn commentaar ging juist over iets anders dan kwaliteit. Over iets interessanters. Een theorette over wat liefhebbers van literatuur zoeken in literatuur, en wat fantasy-adepten in fantasy zoeken. En hoe beide soorten lezers daarom blinde vlekken hebben in hun appreciatie van het andere genre.

  2. En ik blijf weigeren mee te stappen in de dichotomie die je vooropstelt.

    Ik kan me niemand voor de geest halen die zegt dat er buiten fantasy geen goede boeken zijn. Ik wil aan de andere kant niet weten welk percentage ‘liefhebbers van literatuur’ a priori zegt dat fantasy en scieèce fiction kul is.

    1. Ik ken wel een paar mensen die alleen maar fantasy lezen (als ze fictie lezen). En veel mensen die alleen maar thrillers lezen. Evenwel, daar heb je zeker gelijk in, zonder hun smaak superieur te vinden, of nog erger: zich er te laten op vóórstaan niks anders te lezen. Terwijl nogal wat literatuurliefhebbers gevoelig zijn voor dat snobappeal, absoluut.

      Maar nogmaals, hoe afgebakend de hokjes zijn, hoe scherp de tweedeling, interesseert me hier niet zo. De vraag waarom veel literatuurliefhebbers (waaronder ik) oprecht niks kunnen met fantasy, houdt me bezig. Ik vind het zouteloos en oppervlakkig. Omgekeerd noemt een fantasyliefhebber (zoals jij) Grunberg juist oppervlakkig.

      Smaak, kun je dan zeggen, en klaar. Maar waar zit ‘m dan dat verschil in smaak? We zoeken blijkbaar naar verschillende dingen in boeken. Of: we vinden verschillende dingen in boeken. Wat dan? Ik deed een voorzetje, door Nugent aan te wijzen. Die suggereert dat het niet alleen zit in een voorkeur voor ‘fantasierijke’ settings of niet. Dat het ook dieper zit. Iets met variabelen. Zou het?

      1. Ik kan er met mijn hoofd niet bij hoe iemand iets kan vinden aan dat onding van Tirza. Misschien heeft de man andere dingen geschreven die niet zo saai, hemeltergend banaal en tenenkrullend slecht geschreven zijn — ik sta er in ieder geval voor open, en het zou kunnen, het is me nog overkomen (Jonathan Safran Foer: Incredibly Loud vond ik zeer goed, Eating Animals vond ik dan weer bij de grootste drek die ik al ooit las.)

        Maar hoe kun je in ‘s hemelsnaam zeggen dat je álle fantasy zouteloos en oppervlakkig vindt? Alles, van Dunsany over Vance en Moorcock tot pakweg Guy Gavriel Kay, Gaiman en Abercrombie? Da’s toch nonsens?

        En wat noem je ‘fantasy’? Van zodra er draken in zitten? Of van zodra er geen hedendaagse technologie in zit? Van zodra het niet aantoonbaar gebeurd is of zou kunnen gebeuren?

        Zou het volstaan dat Sándor Márai zijn Gloed in een fictief land had geplaatst, of dat Nabokov van Pnin een professor magie in plaats van Russisch had gemaakt, om er plots zouteloze en oppervlakkige boeken van te maken?

        Is het genoeg dat Pratchett zijn Guards! Guards! van Ankh-Morpork naar Genua in 1650 verplaatst om er literatuur van te maken?

        1. En ik kan er weer met mijn hoofd niet bij hoe moeilijk het is om je gewoon eens te spreken te krijgen over waar het me van in het begin om te doen was. 😉 Namelijk, dat het appeal van fantasy en SF voor de hardcore fans onbewust zou kunnen liggen in

          “(…) the mechanics of the situation. A large part of the fun of reading a sci-fi series is about inputting a particular set of variables (dragon-on-dragon without magic) into a model (the Napoleonic wars) and seeing what output you get.”

          Ik vraag je nogmaals, en dan geef ik het op, jij als geroutineerd lezer van het genre, zou daar iets in kunnen zitten? Dat de termen ‘goed’ en ‘slecht’ schrijven, die we nu ook weer een paar keer hebben gebruikt, gewoon een onhandige manier zijn om uit te drukken dat een literaire schrijver en een genreschrijver gewoon op resoluut andere dingen focust, en dus respectievelijk de mindset van de genrelezer en de literaire lezer te weinig te vreten geeft?

          Mij lijkt het alvast aannemelijk. Want, néén, wat me in fantasy afstoot zijn echt niet de dingen niet kunnen, de magie, de denkbeeldige werelden, de gedachtenexperimenten. Ik ben dol op Ballard. Ik ken mijn Murakami, Saramago, Kafka, Grass, Márquez, Huxley, Orwell. Neen, ik heb in de meeste fantasy/SF altijd het gevoel dat er veel te veel gebeurt, met te veel personages, zonder dat aan de psychologische impact van al die gebeurtenissen recht wordt gedaan. Dát stoort me.

          Misschien, is al heel de tijd mijn suggestie, dat een fantasy/SF-lezer dat juist wel graag heeft, die snelle interacties van al die variabelen, zoals een potje snelschaak opwindend kan zijn om te volgen, althans, als je er het juiste stel hersenen voor hebt. Hoe dingen werken, wat er mogelijk is binnen een strikt stramien en vastgelegde spelregels. Niet de emotionele rompslomp, het uitrafelen van gevoelens.

          Omgekeerd is het dan heel voorstelbaar dat 400 bladzijden schoorvoetende vader-dochterrelatie voor zo iemand snel ‘saai’ kunnen ogen, of ‘banaal’. Terwijl een kuch, of een hapering in iemands stem, voor een literaire lezer, die zich herkent in dat huiskamerrealisme, en er misschien zijn eigen leven naast legt, dezelfde impact kan hebben als een welgemikte laserstraal of de onthoofding van een troonpretendent.

          Literatuur houdt veel meer de menselijke maat aan, denk ik. De setting van ‘Gloed’ doet gewoon niks ter zake. Wel de vreselijk uitgesponnen (én spannende!) verhouding tussen die twee gewezen vrienden. Na ‘Pnin’ kén je gewoon Pnin helemaal. Los van het feit dat Nabokov een briljante zinnenschrijver is natuurlijk. Stuk voor stuk citabel.

          Wie, qua zinnen schrijven, is de Nabokov van de fantasy?

          1. En ik blijf het moeilijk hebben met het voortdurend — misschien onbewust, maar toch — neerbuigende: “een welgemikte laserstraal of de onthoofding van een troonpretendent” begot.

            De stelling in dat citaat is wat mij betreft van hetzelfde laken een pak met je hele betoog tot nog toe: naast de kwestie.

            “A large part of the satisfaction / pleasure / excitement of reading is about inputting a particular set of variables into a model / person / situation and seeing what output you get” — ja, da’s een banaal truïsme.

            Of het aliens zijn in de Tweede Wereldoorlog (Turtledove), een moderne man in de voetsporen van Christus (Behold the Man), een rijke boerendochter die droomt van een prinsessenleven (Madame Bovary), een halftrol die tegen alle verwachtingen keizer wordt (The Goblin Emperor), een weduwnaar die zijn dode vrouw denkt te zien (Bruges-la-morte), da’s mij om het even.

            Hokjesdenken, bah.

  3. Ik heb het idee dat de literatuur minder moeite heeft met science/speculative fiction dan andersom.

    De laatste tijd zijn veel boeken die onder de noemer literatuur vallen meer of minder science fiction. Super Sad True Love Story is daar een voorbeeld van maar het geldt voor de meeste boeken van Mitchell en Murakami en Houellebecq en ga zo maar door. Ik vind het niet meer dan logisch dat goede literatuur zich op die manier probeert te verhouden tot dit rare discontinue tijdvak waarin we leven.

    Wat ik jammer vindt is dat tegelijkertijd de SF zelf niet zoveel met de literatuur op heeft. Het genre is succesvoller dan ooit maar de groei zit geloof ik vooral in ‘young adult’ boeken over dystopieën en vergelijkbare pulp.

    Ik zou heel graag een hard SF lezen die ook literatuur is. Op dit moment weet ik behalve Le Guin niets te verzinnen.

  4. Jij leest met plezier Victor Hugo en Georges Rodenbach. Ik lees met plezier Philip K. Dick en John Wyndham. Applaus voor onszelf! Want ja, heel soms komen we uit ons hokje. Wat niet wegneemt dat 90% van de fictie mijn site doorgaans als ‘literatuur’ wordt bestempeld en 95% van de besproken fictie op Boeggn fantasy/SF is.

    Beweren dat het verschil je niet uitmaakt is grootspraak, anders zouden literaire romans evenredig op Boeggn vertegenwoordigd zijn. Quod non. Grunberg en Mulisch krijgen ook nog eens demonstratief één ster of minder, terwijl je met een vergrootglas moet zoeken naar niet-literaire auteurs die minder dan drie sterren krijgen.

    Droef is dat je essentiële zinnetjes uit mijn repliek blijft wegdenken om je punt te kunnen maken. Natúúrlijk start elke roman met een premisse en haalt de auteur van alles uit, waardoor de lezer benieuwd is wat er zich zal ontwikkelen, hoe dat gebeurt, hoe het afloopt enz. Het gaat niet om de aanwezigheid van variabelen. Die zijn er altijd.

    Het gaat om de menselijke maat. De warreling van de vele variabelen in fantasy (veel personages en/of veel gebeurtenissen) lijkt me een doel op zich. Het gaat zo snel, wordt zo vlot verteld allemaal, in zo’n vlakke zinnen, dat er niet aan de psychologische impact van alles recht wordt gedaan. In literatuur is dat meestal anders. Meestal is dat zelfs de hoofdmoot, is die psychologische verwerking net het boeiende schouwspel, niet de gebeurtenissen op zich. Je gaat niet in op dit argument.

    Je mag ook geen zinnetjes uit mijn repliek toevoegen. Het citaat ging over “a particular set of variables into a model”. Het onpersoonlijke woord ‘model’ is natuurlijk de clue. Neen, je mag daar niet ‘situation’ of ‘person’ aan toevoegen, om het citaat zo op te rekken dat het inderdaad niets meer betekent. In de fantasy/SF die ik heb proberen te lezen kwamen de personages nauwelijks beter uit de verf dan pionnen. Het schaakbord oogt vaak indrukwekkend, en nieuw, de spelregels zitten knap in elkaar, fantasy/SF is helemaal niet ‘dom’, maar de personages blijven pionnen.

    Dat onpersoonlijke, mechanische vind ik weerspiegeld in de manier waarop je die boeken vervolgens bespreekt. Ik heb inmiddels veel van je recensies gelezen, en het treft me hoe je altijd het vogelperspectief kiest om een boek samen te vatten. Precies het perspectief van waaruit schakers naar hun pionnen zitten te kijken. Er wordt bijvoorbeeld vooral verteld hoe de wereld in het boek grofweg in elkaar zit, het uitgangspunt, de backstory, hoe het spelbord erbij ligt.

    Dit zijn een aantal voorbeelden:
    http://boeken.tsuk.org/2014/11/proxima/
    http://boeken.tsuk.org/2014/06/blindsight/
    http://boeken.tsuk.org/2012/06/2312/
    http://boeken.tsuk.org/2013/11/the-way-of-kings/

    Ik kies met opzet de langere recensies, want zelfs die langere stukken verschillen in mijn ogen nauwelijks van de synopsis van die boeken — nog net aangevuld met aanstekelijk enthousiasme, en een paar adjectieven.

    Jamaar, recenseren is toch altijd samenvatten, en samenvatten gaat toch altijd vanuit vogelperspectief? Niet per se, neen. Want je kan ook beknopt iets over een boek vertellen door in te zoomen, door een betekenisvolle selectie te maken. Ik heb tevergeefs op Boeggn gezocht naar waar je eens wat uitgebreider vertelt over één personage. Niet afraffelt wat hij doet of wat hem overkomt (dat is weer de plot, het bouwwerk, de mechanica), maar wat een personage voelt, innerlijk exact doormaakt, waar je getuigenis aflegt van je betrokkenheid bij een personage, hoe dat eventueel resoneert in je persoonlijk leven.

    Praten over boeken op een manier waarop personages volwaardige mensen worden. Dat is alvast de aanpak die ik heel vaak in recensies van literaire boeken terugvind, door amateurs of semi-beroepscritici. Dus denk ik dat je inderdaad vooral in de grote lijnen geïnteresseerd bent. In “the model”. Niet zozeer in de menselijke maat. Dit schrijf je over ‘The Way of Kings’ van Brandon Sanderson:

    “Meer dan duizend bladzijden fantasy, in een onbekende wereld waar de helft van het plezier het plezier van het ontdekken is — wat is er anders? is er magie? zijn er andere rassen dan mensen? hoe zitten de dingen in mekaar? wat is de geschiedenis?”

    Kijk. “Hoe zitten de dingen in mekaar?” Dat is exact de mindset van de ingenieur, de programmeur, whatever. Klachten over boeken die je niet goed vindt gaan er meestal over dat dingen niet snel genoeg gaan. Het verhaal “sleept zich moeizaam voort”, de auteur “legt het er te dik op”, er zijn duizend pagina’s met “herhaling, en herhaling, en herhaling”, “het duurt een eeuw voor…”.

    Dat lijkt prima te passen in mijn theorette. Want als iemand vooral in schaken geïnteresseerd is, hoe boeiend moet het dan zijn naar een pion te kijken die op zijn vakje blijft staan? Tot slot: in je recensies beknor je je ook vaak over bordkartonnen personages of oppervlakkige karaktertekening. Het grappige is dat dat zelden een reden is om een boek serieus wat minder sterren te geven, of helemaal af te kraken.

    1. Ik hou bij welke boeken ik lees, niet om een boekbespreking te maken of een literaire recensie, maar om net genoeg op te schrijven dat ik later nog weet “ah ja, dát was het”. En ik probeer geen spoilers te schrijven. Als ik binnenkort in de rapte iets neerschrijf over Stanic Verses, zal dat ook in vogelvlucht zijn, en zal ik ook niet ingaan op de Gibreel Farishta en Saladin Chamcha in mij.

      En ja, uiteraard: de wereld kan ook een personage zijn. En als die goed is, dan is dat voor mij ook al goed. Die ‘sterren’ zijn geen maatstaf van het literair gehalte van een boek, maar wel van het plezier dat ik gehad heb als ik het las. En niéts steekt me meer tegen dan het soort pretentieus “kijk eens, zié mij eens literair doen, zié, kijk, kijk, hiér!” van (die twee boeken die ik gelezen heb van) Mulisch en Grunberg. Ik háát het, behandeld te worden als een klein kind.

      Dat heeft overigens niets met literatuur te maken of niet: het steekt me even hard tegen bij Dan Brown, aan het andere eind van het spectrum, en bij Kurt Vonnegut, die vermoed ik ergens in het midden zit.

      Ik sta helemaal open voor suggesties, als je denkt “dit zou hij zeker moeten lezen”, trouwens. In omgekeerde richting: Essex Country (Jeff Lemire) en Small Gods (Terry Pratchett).

Reacties zijn gesloten.