Ik moet elke morgen door een wildernis om naar de bus te gaan:

in volgorde:

a) een berg leaf mold met daarin stalen stangen van het type voor gewapend beton
b) tingelsbrandnetels die ondertussen tot aan mijn schouders komen
c) een hindernissenparcours van laaghangende takken
d) een al lang niet meer geknotte knotwilg waar ik onder moet kruipen
[e] tussen een ijzeren omheining en een dennenhaag, en over een betonnen paaltje

Résultat des courses: ik heb altijd wel ergens brandnetelsteken en mijn haar hangt vol met dooie bladeren. Maar ’t is het waard, al was het maar om het paadje te zien ontstaan.