Ik heb heel mijn lagere school (en, come to think of it, middelbare school ook) problemen gehad met mijn geschrift. Onleesbaar, lelijk, vies, onregelmatig, en had ik al gezegd onleesbaar?
Nu heb ik het probleem niet meer. In die zin dat ik mij een tijd serieus beziggehouden heb met typografie en kalligrafie, zoadat ik als ik wil, een redelijke cursief kan schrijven, of mijn eigen van-elkaar-geschrift dat gebaseerd is op een mengeling van karolingische unciaal en courier (no shit :). En daarnaast is mijn “echt” eigen geschrift tegenwoordig een stuk leesbaarder, al was het maar omdat het regelmatiger geworden is.
Maar bon, wat er mij toe bracht: ik ben net bezig met het verwerken van een aantal doopakten die ik vorige week vrijdag gevonden had in het stadsarchief. Meestal is het allemaal redelijk tot zeer duidelijk, zoals deze:
‘t is te zeggen
livina fa Caroli gilliet et Joannae Vertier coniug nata est hora 2a noctis die prima novembris 1723 et baptizata est eodem die suscept Andreas bovijn et livina bovijn
oftewel de mededeling dat Livina, dochter van Carolus Gilliet en Joanna Vertier geboren om 2 uur ‘s nachts op 1 november 1723, dezelfde dag gedoop is, en dat Andreas en Livina Bovijn peter en meter waren.
Eerlijk gezegd: omdat de formulering meestal behoorlijk standaard is, is het meestal niet echt moeilijk om die akten te lezen, hoe onleesbaar ze ook geschreven zijn. Het enige probleem is vaak de achternamen. Zoals hier:
Dit is wat ik ervan maak:
Petrus franciscus fs Caroli gilliet et Joannae vertier coniugi bapt est 24 7bris 1735 et natus hodie mane quadrante ante 4am suscept Petrus … et francisca …
Petrus Franciscus Gilliet, een broer van Livina hierboven, geboren in de vroege ochtend van 24 september 1735, tot daar alles duidelijk, maar wat zijn de namen van zijn peetouders? Ik lees Petrus G A N? ? I E R, of misschien G A ? C I E R, voor de peter, maar ‘t is mij in het geheel niet duidelijk. En voor de meter tast ik al helemaal in het duister: Francisca F? S? …
Help! Iemand!