Hè hè.
De Comedy Zone-week zit erop. Zonet dag 5 meegemaakt, en daar zal i. dan in de loop van morgen ongetwijfeld een review van posten, maar ondertussen: kijk hier, mijn reviews van dag 1–4 (deel 1 van dag 1 samen met Ilse geschreven):
Dag 1
Han Solo beet de spits af van deze week voor te lachen, en kweet zich ons inziens zeer behoorlijk van zijn taak. De jongeman met de rode broek stond namelijk voor het eerst zonder zijn Gino Sancti-compaan op de planken en dat was toch even wennen, zo vertrouwde hij ons achteraf toe. Dit was zijn allereerste try-out, meteen voor een volle theaterzaal mét televisiecamera’s erbij, en ook daarom: petje, hoedje en dinges af.
Han bewees een getalenteerd acteur te zijn en daarenboven ook nog een vlot bekkende tekst ineen te kunnen steken. Hij had het over collega-komieken (allemaal te links!), over échte moeders (aan de haard!), over zichzelf binnen tien jaar (in de Capitole!), over misdaad en hoe die te voorkomen.
Zijn “naakte” voorstelling, en daarmee bedoelen we: zonder rekwisieten en met enkel zijn humor als troef ontspoorde op geen enkel moment en dat is een kenmerk waaruit wij mogen afleiden dat dit een voorstelling is met potentieel. Ik was bijzonder gecharmeerd door zijn vlekkeloos dialect, en door de manier waarop hij erin slaagde om operante conditionering in het betoog te betrekken zonder het nodig te vinden daar een uitleg aan te geven.
Beetje schrijven, beetje schrappen en veel try-outen, en het betoog wordt nóg samenhangender, je kunt nóg minder tegen de logica op, en het wordt nóg grappiger—het stukje poëzie op het einde is bijvoorbeeld iets dat nog voor verbetering in aanmerking komt. En dan wordt hij misschien binnen tien jaar echt de grootste comedian van Vlaanderen. De Capitole wacht.
Na de pauze bestormde het gezelschap met de fascinerende naam “Mireille en Mathieu“ het podium met hun premiere van “Schaam”. Deze voorstelling bleek het midden te houden tussen een stuk voor kinderen en een vertelling ontsproten uit een behoorlijk vreemde geest. Het resultaat was een absurd geheel van korte sketchen, waarvan sommige een kiem van een sterk idee in zich droegen, maar geen enkel naar behoren uitgewerkt was. Waar we best wel wat verwacht had van dit programma, werd het dus uiteindelijk een teleurstelling.
Je ziet overduidelijk dat er enorm veel liefde en werk gekropen is in “Schaam”. Elke sketch zou op zich kunnen de basis zijn voor een resem verschillende voorstellingen: iets voor kinderen, burleske slapstick, een poëtisch ballet, een ironische parodie. Mireille en Mathieu probeerde al die zaken tegelijk te doen, en dat mislukte helaas faliekant.
Ik vind het echt gemeend spijtig dat ik moet zeggen dat ik het barslecht vond, want er scholen in “Schaam” misschien wel twintig goeie voorstellingen. Maar dit was, vrees ik, soep. Voor wie ooit League of Gentlemen gezien heeft: dit kwam wat mij betreft overeen met het Community Theater-groepje Legz Akimbo, maar dan zelfs niet ongewild grappig.
De voorstelling leek wel ùren te duren, en dat is in deze geen compliment. Op den duur telden we de rekwisieten af om te zien hoeveel sketches we nog moesten ondergaan: staander met infusen, doodskist, poppenkast, stopcontact. Bij momenten waande ik me in een parallel universum, waar de afgelopen decennia jaar niets nieuws meer gebeurd is: lachen met nazi’s in Argentinië? Een pop die een poppenspeler doodschiet en dan pas beseft dat ze een pop is? Hollands-achtig sprekende vagina’s? Ahem.
Het is inderdaad waar wat i. zegt: het applaus achteraf was enthousiast, en rondom ons werd er tijdens de voorstelling, hier en daar, hardop en smakelijk gelachen.
Ik persoonlijk vond het voorspelbaar, belerend, “kunstzinnig” in de zin van arty farty, trààg, oubollig, en ik kreeg uitslag van het slechte Engels, het slechte Duits, het slechte Spaans, het slechte Hollands, en—mensen da’s pas irritant!—het slechte Gents. En voor een voorstelling op een Comedy-festival het vervelendste van al: ik heb het hele optreden lang nauwelijks een mondhoek vertrokken.
Behalve toen we, ten einde raad en met het laatste rekwisiet nog vér niet in zicht, met twee onze ogen dicht deden en ons inbeeldden dat we naar een porno-film aan het kijken waren.
En zo werd het toch nog een beetje een fijne voorstelling.
Dag 2
Zoals maandag ook vandaag een try-out en een “echt” optreden, en ook zoals maandag een gemengde bevalling. De try-out betrof “Ruis” door Joost Vandecasteele, en Gili bracht een bijna onherkenbaar herwerkte versie van een voorstelling waarmee hij eind vorig jaar in première ging.
Om te beginnen, dat we dat al meteen achter de rug hebben, en ook wel omdat het misschien alleen voor mij van tegenstekeghem was: in beide acts kwam ik grappen tegen die ik de afgelopen jaren nét iets te veel in mijn mailbox gekregen heb van flauwe internetplezanten. Dat vond ik niet fijn.
Maar goed. Ten gronde.
Joost Vandecasteele is schrijver-regisseur-acteur bij Abattoir Fermé, dezelfde stal waaruit vorig jaar Tine Van den Wyngaert vorig jaar een fel gesmaakte passage op Comedy Zone liet optekenen. Vandecasteele’s optreden begon bij wijze van inleiding—hij wees er meer dan eens op dat het optreden eigenlijk nog niet begonnen was—met een min of meer standaard stand-uproutine waarin hij de actualiteit aan bod liet komen.
Daarna ging hij over op een bij wijze van spreken meer algemeen toepasbaar deel, waar hij het had over de grote klassiekers: sex, dood, televisie, de wereld dus. Het is een try-out eigen natuurlijk, maar het was allemaal wat oneven: bijzonder goede stukken werden afgewisseld met een aantal acuut pijnlijke momenten.
Het is moeilijk een oordeel te vellen over iets dergelijks. Ik denk dat als je dat doet, je al een zeker rapport met je publiek moet hebben. Ter illustratie: Geert Hoste kan een zaal binnenstappen, stil staan in het midden van het podium, even zwijgen, en dan “Prins Filip.” poneren. De zaal gaat gegarandeerd plat. Omdat je weet wat er te verwachten is, je weet wat het hele kader is, en je hebt eigenlijk ook nog alle andere voorstellingen van Hoste in je achterhoofd.
Hier lag dat moeilijker, toch voor zover ik dat kon inschatten. Vandecasteele had weinig of geen oogcontact met het publiek en kwam op mij althans bij tijden nerveus en onzeker over. Hij was ook voortdurend, niet aflatend, heel erg boos. Daar is niets tegen natuurlijk, maar soms leek het alsog hij ook boos was op het publiek, en dat kwam op mij niet altijd even sympathiek over.
Maar laat dat alles u geen verkeerde ideeën geven: Vandecasteele ging hoegenaamd niet voor de gemakkelijke lach, “Ruis” kan uiteraard nog wat polijstwerk gebruiken, maar ik heb me geen moment verveeld, het was vaak bijzonder grappig en ik kan me inbeelden dat hier iets Zeer Goed uit kan groeien.
Highlights? De in feite wel uitstekende lichaamsbeheersing misschien—ook fysieke humor werd niet geschuwd. Het stuk met de komiek uit vervlogen tijden. De vergelijking van een stripteaseuse met een ober in een restaurant. Van mij mag hij die alvast allemaal behouden, zijn contact met het publiek wat opblinken, de boosheid bij tijden een beetje dimmen, en dan kom ik graag nog eens kijken. Met vrienden en familie.
Gili, na de pauze, was een heel ander verhaal. Om te beginnen zou ik er zó met vrienden en familie, met kinderen en al ook, naartoe trekken. Niet dat het een voorstelling voor kinderen was, maar omdat het echt goed was, en ik me het hele optreden veilig gevoeld heb, alsof we met de hele zaal in goeie handen waren en dat er niets kon mis lopen.
Niet dat er niets mis liep, wel integendeel: de voorstelling was blijkbaar dermate ingrijpend door elkaar gesmeten sinds de vorige keer, dat Gili bij meer dan veel overgangen op een spiekbriefje moest gaan kijken, en dat kwam de samenhang uiteraard niet ten goede. Ook met een aantal rekwisieten (de dwangbuis, en de westvlaamse stamvader van de computer), liep het een beetje de mist in.
Maar dat is eigenlijk naast de kwestie: wist ik niet beter, ik had kunnen denken dat het erom gedaan was. En een vergelijking met Tommy Cooper is dan zelfs niet eens misplaatst.
Het was ontroerend, het was grappig, de goocheltruuks waren goed, we hebben met de hele zaal een vakmens aan het werk gezien. Er was, even nadenken, buikspreken, iets met lichtjes, balonnenplooien, illusie, gedachtenlezen, kaarttruuks, misleiding, een ontsnapping uit een dwangbuis, en het spreekwoordelijke veel meer—geaccentueerd met een minimalistische lichtregie en overgoten met een wel bijzonder goede geluidsregie.
De show vlóóg voorbij, en had voor mijn part nog een uur langer mogen duren.
Meer, zoals men zegt, hoeft dat niet te zijn.
Dag 3
Sven Eeckman’s optreden was uitstekend gebracht, zonder pretentie of “den interloktueel” uit te hangen, zat vol rake observaties en goed materiaal, de timing was nagenoeg perfect, en de overgrote meerderheid van het publiek was volledig mee.
Deze set van een half uurtje voelde veel meer “af” aan dan de term “try-out” liet vermoeden, en is ongetwijfeld uit te breiden tot een avondvullend programma om op een breed publiek los te laten, in de zaal of op TV.
Eén technisch commentaar is misschien dat de overgang tussen de verschillende “tableaus” soms wat te abrupt aanvoelde: verhaal, slokje drinken, nieuw verhaal. Maar dat is gewoon een kwestie van op een ander moment drinken.
Het was wel, vrees ik, niets voor mij. Ik persoonlijk vond het te gemakkelijk, te weinig gelaagd, te veel één/vtm en niet, eum, intelligent genoeg, zo je wilt. Ik ben ook hoegenaamd niet van politieke correctheid te beschuldigen, maar ik voelde me toch een beetje ongemakkelijk over de verhouding lachen met migranten/lachen met Vlaams Blokkers.
Mijn persoonlijke opinie daarnaast gelaten was het met andere woorden een uitstekend optreden.
Gunter Lamoot daarentegen is wel helemaal mijn goesting. Waarschuwing dus: subjectiviteit!
Ik had hem nog maar een kwartiertje of zo gezien, met fez en quasi zonder woorden, en toén vond ik hem al goed. De voorstellingen van gisteren… ‘t was niet gelogen wat hij schreef in zijn gefilmde aankodiging: pure genius.
Het duurde zo’n twee uur, en ik had het gevoel dat hij voor hetzelfde geld vijf uur had kunnen doorgaan, zonder me ook maar een moment te verliezen.
De eenvoud waarmee alles gebeurde, de moeiteloze vanzelfsprekendheid, de ongelooflijke luxe van bijvoorbeeld met een stapel rekwisieten toe te komen en er daar maar een paar van te gebruiken—en één dan nog zuiver per toeval!
We kregen, voor zover ik meen te begrijpen, een staalkaart van de afgelopen paar jaar Lamoot, wellicht aangevuld met heelder lappen improvisatie.
Van wat ik er al van gehoord had, had ik me verwacht aan woeste avant garde, maar we kregen gisteren een buitengemeen gedisciplineerder en gecontroleerde Lamoot te zien, met een perfect gedoseerde afwisseling fysieke en verbale humor, grappen, situaties, muziek, poëzie, nonsens, hilariteit, enfin, eum, vanalles dus.
Ter illustratie: er zat een kwis in de voorstelling. Eén van de twee deelneemsters had de spelregels niet door. Het zou zó eenvoudig geweest zijn om de zaal plat te krijgen door die dame genadeloos af te maken. Lamoot deed dat niet maar liet haar in haar waardigheid, zelfs al kwam daardoor potentieel zijn hele routine in gevaar: mooi.
Gunter Lamoot speelt buiten categorie: voor mij zit hij in de wereldtop.
Dag 4
Ik moest vroeger weg vrijdagavond, dus u krijgt een bespreking in schuifjes: van mij de try-outs van Piet Depraitere en Henk Rijckaert, en van een fijne collega krijgt u te horen hoe Het Zesde Metaal was.
Piet Depraitere, in een vorig leven Etienne met het Open Verhemelte, bracht “Le Petit Marseillais (versie 2.0)”. Ik heb er de website van Comedy Zone even op nageslagen, en daar wordt het omschreven als “een voorstelling in wording”.
Dat was ook mijn gevoel.
De Praitere begon bijzonder understated. Hij gaf een heel onzekere indruk—of misschien is dat wel de act, maar in ieder geval: vanop het balkon waar ik zat heb ik tot een heel eind in de set niet meteen veel reactie in de zaal gezien. Versta me niet verkeerd: er zaten wel goeie stukken in, maar ze werden hoegenaamd niet “verkocht”.
Het kwam pas op dreef naar het midden van de set toe, als De Praitere iets (eigenlijk: véél) assertiever werd. En als we een, ahem, ander aspect van zijn persoonlijkheid zagen. Geen Etienne, maar zijn innerlijke Duitser, als het ware. En daar zag ik het potentieel voor een goeie voorstelling.
Ik weet er het fijne niet van, maar het leek op een heel (héél) erg vroege try-out. Ik durf er dan ook zonder meer informatie niet te veel over zeggen, misschien doe ik wel het equivalent van een film beoordelen op rushes van de eerste week.
In ieder geval vond ik de voorstelling zoals ze vrijdag was nog hoegenaamd niet klaar voor consumptie—op één aspect na: de finale. Daar moet geen letter aan veranderd worden, dat was bijzonder goed.
Henk Rijckaert: een ander paar mouwen.
Ik had hem, op vijf minuutjes in Hoe?Zo! op televisie, nog nooit zien optreden, maar wat hij vrijdag deed was grote klasse.
Kijk, dit is het verschil: Gunter Lamoot donderdag, dat was helemaal mijn soort humor maar niet altijd even toegankelijk. Sven Eeckman donderdag, dat was zeer toegankelijke humor maar niet voor mij.
Henk Rijckaert was fantastisch zonder meer.
Hij vertelde vrijdag een verhaal over hondjes. Hoe hij zijn vader zo ver krijgt dat hij een hond koopt, en hoe zijn hond uiteindelijk komt weg te vallen. Van alles wat ik deze week gezien heb, vond ik dit de meest afgewerkte show.
Dat wil niet zeggen dat de voorstelling àf was: sommige overgangen waren wel erg bruusk, en ik had het gevoel dat we te weinig te weten kwamen over het onderwerp. Maar wat ik zag is een voorstelling die erom vraagt avondvullend te zijn, en die mits nog een klein halfuurtje erbij, op een bijzonder eenzame hoogte terecht zal komen.
Rijckaert had op elk ogenblik zijn publiek helemaal mee. Hij slaagde er niet alleen in om ons onder tafel te krijgen van het lachen maar daarnaast (en soms tegelijkertijd, faut le faire) slaagde hij er in om de zaal, mezelf incluis, tot tranen toe te ontroeren.
Het was woord en beeld en muziek en zang, en werkelijk élk aspect van wat hij deed, was uitstekend: van de inhoud over de vorm, van de mimiek over de typeringen, en van het gitaarspel en de zang tot de belichting en de techniek.
Ik weet niet waar stand-up eindigt en cabaret begint. Het heeft ook niet zoveel zin om er een label op te plakken: dit was uitstekende comedy. Als Henk Rijckaert zó ver staat en we spreken nog maar over een try-out, kan ik niet wachten om het eindresultaat te zien.
En dan mag dat meteen ook heel het taalgebied rond.