Ik heb op vakantie in Kos drie slechte boeken uitegelezen (nu ja, gewoon trash), en één goed boek bijna helemaal herlezen.
Het was eigenlijk wel grappig, dat laatste: rondlopen met een dik boek over de geschiedenis van het christendom in de jaren 30–40 van de eerste eeuw, laverend tussen de twee bars en de twee drankenautomaten in het restaurant, dat het niet te veel opviel dat ik heel de dag aan het drinken was. Ik bestelde telkens minstens twee Cola Lights, waarvan ik er één meteen opdronk en de andere voor een kwart, waarna ik de ijsblokken erin overgoot.
Om de zoveel keer vroeg ik er een cocktail bij. Niet-alcoholisch, vaak, maar regelmatig ook wel eens mijn lokale favoriete vakantiecocktail: ouzo, Galliano en grenadine. Ze noemden het een “schirocco”, net zoals een quiche lorraine enkel nog fonetisch parseerbaar was (qua textuur was het eerder iets tussen flan en plamuursel, qua ingrediënten leek het op opgesteven omelet met aardappelpuree en stukjes zwanworst, en qua smaak was het urgh, trouwens):
Maar goed: dan liep ik rond, met blote voeten, een zwarte zonnebril, opgestroopte hemdsmouwen en een driekwartbroek, in de hand een overwegend Griekse cocktail. En in mijn hoofd discussies over sarcofiele dan wel sarcofobe religie, apokalyptische versus ethische eschatologie, en al dan niet kerygmatische apophthegmata.
Dat was ook Grieks, dus. En ook in mijn hoofd. Vandaar, euh, grappig.
Vond ik, op het moment toch.
Het lijkt nu al een stuk minder, eigenlijk. Misschien lag het aan de schirocco.
Reacties
5 reacties op “Grieks in mijn hoofd”
Waar heeft die man het over.
Het onderscheid sarcofoob/sarcofiel is ruwweg of men vies is van het fysieke lichaam dan wel niet. Of men het in verhouding met een (onsterfelijke) ziel als irrelevant, een hinderpaal, of een te verwerpen iets beschouwt — dan wel of men lichaam en geest als één beschouwt.
In een visie op Jezus is dat van belang: ruwweg in een sarcofiele visie (wat de eerste Christenen hadden) is hij als mens van vlees en bloed geboren, met een echt lichaam dus. In een sarcofobe visie (zoals bijvoorbeeld in gnostisch Christendeom) heeft hij enkel een docetisch lichaam, een voorlopig lichaam voor te spelen, als hij eventjes op aarde gekomen is om dan weer terug naar de hemel te gaan. (Ons huidig Christendom combineert de twee.)
Crossan, de auteur van het boek, stelt voor om eschatologie (denken over de toekomst, en meer specifiek, euh, het einde) veel ruimer te zien als enkel apokalyptisch. Een apokalyptische eschatologie, daarin wordt er ruwweg gezegd “ga geen leningen meer aan, want de wereld gaat binnenkort ontploffen”. Een ethische eschatologie is meer iets van “wees een goed mens en het koninkrijk van God zal hier op aarde zijn”. (Ons huidig Christendom combineert de twee.)
Kergymatisch is gewoon “aankondigend”. En apophthegmata zijn korte uitspraken, zoals een Zen Koan of een gewoon spreekwoord of zegswijze. In deze context ging het om uitspraken van woestijnvaders, kluizenaars in de woestijn uit het vroege Christendom.
Jij zou een fijne leerkracht zijn volgens mij. Fijn: bereid om de woorden die je gebruikt om te nuanceren en daarmee je teksten kort en bondig te houden, toe te lichten indien nodig. En wel, voldoende omkaderd om goed memoriseerbaar te zijn – voor iemand die niet van papegaaien-getater houdt.
Ik zou doodgraag leraar zijn.
Wel, je schrijft geregeld over dingen waar ik niets, den hond zijn laarsjes vanaf weet – of toch niet genoeg om met ‘de grote mensen’ mee te klappen. Toch slaag je erin om het ook voor ‘de kleintjes’ begrijpelijk te brengen. En als ’t niet zo is, dan ben je – zoals hierboven blijkt – bereid om te verduidelijken.
Eigenlijk ben je dat dus al een beetje 🙂