Count your blessings

Het kindje rechts van ons in het hospitaal heeft aan één stuk door geweend, en ik overdrijf op geen enkele wijze, van zeker acht uur tot 1u15.

En toen is het, denk ik, van uitputting in slaap gevallen.

Om 1u25 komt er iemand toe, geen idee wie of wat, en die begint luid tegen dat kind te spreken. Aargh. Resultaat: het is 1u40 en het kind is nog niet opgehouden met wenen.

Ik kan me niet inbeelden wat het is, zo uw kind moeten achterlaten in een hospitaal: behalve af en toe even, toen Anna in intensieve lag en toch in kunstmatige coma, is ze nog nooit alleen geweest hier.

Maar er moeten hier ongetwijfeld kinderen zijn die maar heel af en toe bezoek krijgen. Hoe maken die zoiets mee? Laat dat sporen na? Ik moet er niet aan denken.

Of, nog erger: aan de andere kant van ons ligt een kindje dat in een auto-ongeluk heeft gezeten. Aan de buitenkant is er niets (meer) aan te merken, maar het ligt verschrikkelijk akelig stil in bed, meestal met de ogen open.

Als de moeder erbij is, is het stil naast ons. Maar er komt ook elke dag een man op bezoek — broer of vader of oom, geen idee. Als die er is, dan horen hem we om de zoveel tijd minutenlang de naam van het kindje zeggen. En komt er om de zoveel tijd minutenlang alleen diepe stilte als reactie.

Dan hebben we toch wel ongelooflijk veel geluk gehad met Anna. We zijn nog niet uit de zorgen, dat niet: ik was blijkbaar overmoedig toen ik bijna zeker wist dat we maandagavond naar huis mochten—Anna’s handje zag er vandaag absoluut niet goed uit, met etter en viezigheid.

Maar toch, als een mens bedenkt wat het had kunnen zijn…

‘t Is heel simpel: als Anna een uur of drie later ziek was geworden, dan hadden we gedacht dat het vooral was omdat ze al twee nachten bijna niet geslapen had. En dan hadden we ze in bed gelegd, en dan hadden we ze een paar uur later dood teruggevonden.

Of als we niet meteen naar het hospitaal waren geweest en de pediater niet meteen had ingegrepen, dan hadden we misschien wel een half uur of drie kwartier in een wachtzaal gezeten, en dan was er niets meer aan te doen geweest.

Of als ze in het hospitaal niet meteen de mensen van de gespecialiseerde Intensieve Zorgen voor Kinderen van het UZ hadden opgebeld. Of als het UZ niet op minder dan een kwartier verwijderd was. Of als er geen gecomputeriseerde medicijnendoseertoestellen waren geweest in de intensieve zorgen. Of als Anna niet zo gezond was geweest vóór het gebeurde.

Of, uiteindelijk, als we niet ongelooflijk veel geluk hebben gehad—en niet alleen die eerste dag, maar de tweede, de derde, de hele eerste week.

Een mens moet er niet aan denken.

13 reacties op “Count your blessings”

  1. Pingback: San's Weblog
  2. Ik vond het vreselijk, die keer dat mijn dochter op de kinderafdeling van het UZ lag. Kinderen die je daar ‘s avonds hartverscheurend om hun mama hoorde huilen. Kindjes die daar helemaal alleen lagen. Ik werd daar echt niet goed van. Of die keer dat mijn zoon naar de dagkliniek moest voor buisjes. Er lag een kleine naast hem, die daar gewoon gedropt was door zijn ouders. Dat manneke (een jaar of 7 moet ie geweest zijn) lag en zat heel de tijd tegen ons te kletsen. Tegen ons babbelen en vertellen en vragen en doen, om zijn schrik weg te steken. Hij had niemand anders dan een stel compleet onbekenden om troost bij te zoeken. En achteraf werd hij door zijn tienerbroer opgehaald, en gingen ze samen met de bus naar huis. Urgh urgh urgh.

  3. Op de pediatrie gebeuren heel vaak ook ‘sociale opnames’ omdat er ongerustheid is over de thuissituatie en er binnen bijzondere jeugdzorg niet onmiddellijk een plaats of een oplossing is.
    Toen mijn zoontje in het ziekenhuis verbleef, lag er naast een kindje (van een jaar of twee). Dat ventje kreeg op een dag zo’n 15 à 30 min bezoek van zijn ouders. De rest van de tijd zat dat kind alleen.

  4. Ik ben toen ik vijf, zes jaar was (jaren zeventig) in het ziekenhuis aan de belgische kust opgenomen wegens uitdroging (wij woonden toen kanten van Leuven).

    Mijn ouders moesten terug gaan werken, dus ben ik daar ongeveer 2 weken gebleven met af en toe bezoek van mijn ouders als ze konden.

    Ik herinner me nu nog steeds de broeierig warme kamer, en het vele, vele alleen ‘voelen’ (we lagen met meer op de kamer denk ik, maar toch voelde ik me alleen). Slapen deden we niet veel, constant liggen op het bed met een baxter in uw arm. En hoe blij ik was toen ik voor het eerst weer iets mocht eten (yoghurt).

    En een luchtballon die voorbij vloog s’morgens vroeg, dat herinner ik mij ook nog.

    Zo’n dingen blijven u wel bij, dus.

  5. Ik heb als 4-jarige ook een maand in ‘t UZ gelegen met iets aan mijn arm (ik weet nog altijd niet goed wat, ik denk osteomyelitis) en kreeg relatief veel bezoek. In het begin bleven mijn ouders slapen, maar later niet meer. Ben ook alleen geweest, maar had daar een vriendinnetje gemaakt op de afdeling waarmee ik dan kon spelen.

    Vreemde herinneringen, wel. Herinner mij eigenlijk vooral de verpleegster die mij altijd wijsmaakte dat je van veel wortels eten oranje ogen kreeg. (En mij dan een rode-ogen-foto toonde.)

    En ook die keren dat ik buiten mocht en met mijn baxter over ‘t straat geduwd werd, om een pannenkoek te gaan eten.

    Of de grote Samsonknuffel die ik gekregen had en die je al van buiten kon zien staan op de vensterbank.

    En Dr. Carton! De mens met de grappigste naam ooit, voor een kind.

    En en …

    Trauma’s, neen, behalve dan van in “de groene wereld”, waar ik een echo moest laten nemen en ik vies was van die “confituur” die ze op mijn buik smeerden.

    Ach. Lang geleden, dat ebt weg, niet helemaal, maar toch.

  6. Inderdaad, een mens moet er niet aan denken. We hebben er allemaal bij stilgestaan, kippevel op de armen. De opluchting bij het betere en goede nieuws was en is enorm.

  7. M’n dochter lag vorige week ook eventjes in het ziekenhuis. De belangrijkste les: in een ziekenhuis kan je genezen, maar niet rusten.

    En ik heb haar ook niet alleen gelaten. Want ik heb een goed werk, met veel begrip voor familiale situaties. En een man, dus we konden afwisselen. En familie, die kon helpen waar nodig. Maar denk die dingen weg? Misschien moet je dan wel kiezen of delen. Ook dat moet in het pakketje geluk zitten vrees ik…

  8. Vroeger was alles beter, wil het cliché. Dat is niet altijd waar, om maar iets te noemen zeker niet wat betreft het kunnen bijstaan van je kindje bij hospitalisaties. Ik vond het eind jaren ’70 verschrikkelijk m’n zoontje van 5 krijsend achter te moeten laten in de kliniek (Den Briel). De mogelijkheid voor de ouders om ter plaatse te blijven slapen, dat bestond toen nog niet. Gelukkig is die mogelijkheid daar nu wel. En Anna mag als ik het zo mag zeggen van geluk spreken dat ze zulke lieve ouders (en familie) heeft die haar dag en nacht bij hebben gestaan, en zichzelf volledig hebben weggecijferd. En niet te vergeten de anderen, de “inspringers”, die de broertjes en zus hebben opgevangen. Chapeau, voor iedereen. En respect ook.
    En zeer blij natuurlijk ook, dat het uiteindelijk allemaal goed of toch zo goed als is gekomen met Anna. De lieverd (dat filmke in den buggy! daar heb ik zeer van genoten).

  9. Mijn moeder was net alleen gevallen met vier kinderen – leeftijden zoals de uwe nu – toen mijn zus haar been brak en zes weken in het ziekenhuis moest liggen.

    Op woensdag en in het weekend sliep zij daar en wij elders, de rest van de dagen gingen we meestal mee op bezoek, daarvan weet ik nog hoe saai dat was, een ander kind bezoeken in het ziekenhuis – zitten onder de tafel, naar tiktak kijken, en mijn zus die niet wilde tonen welke kleur haar gips had.

    De eerste weken wist ze niet dat ze een parkeerabbonement kon nemen en betaalde ze zich blauw, vertelde ze later nog. Maar verder is alles goedgekomen.

  10. Inderdaad een sterk kindje,steeds mama of papa erbij en een overgrote dosis geluk dat alles net op tijd kwam….akelige gedachte achteraf dat je iets van uw allertheid over het hoofd had gezien.
    Ja in de jaren 70 mochten wij ook niet bij ons ziek kind blijven en ik weet nu nog hoe beangstigend dit was.Lien lag in een kleine box met longontsteking onder een zuurstoftent en wij mochten 2x per dag een half uurtje gaan en er was niet eens en stoel voor ons! Ze was twee maand oud!

  11. Nog vergeten zeggen, beterschap met dat handje van Anna! Op het fimpje zie je dat ze er weinig hinder van heeft maar als het verband moet ververst worden krijst ze wel zeker?

  12. Misschien moeten we er af en toe wél eens aan denken, want zo broos zijn we allemaal.

    Allemaal en voortdurend , ja …

  13. In een ander Gents ziekenhuis, MM, word je verplicht je als je wil blijven slapen op pediatrie een 1-persoonskamer nemen – waar dan automatisch erelonen en supplementen worden aangerekend. Hoe kan je dat zonder hospitalisatieverzekering in hemelsnaam betalen, als je kind ernstig ziek is en er lang moet blijven?
    Ik heb mij daar achteraf verschrikkelijk over opgewonden – blijven slapen bij kleine kinderen in een ziekenhuis, dat zou toch gewoon een recht moeten zijn voor iedereen?

  14. Een mens moet er niet aan denken, inderdaad… Een portie geluk hebben we allemaal zo hard nodig.
    En verder proberen niet te bang te zijn, niet teveel te denken aan wat er allemaal kan gebeuren en mislopen.
    Toch proberen onze kinderen de vrijheid te geven die ze verdienen en nodig hebben.

Reacties zijn gesloten.