Bart schrijft op zijn bedrijfsweblog over het geïntegreerde webbureau. Hij breekt een lans voor websitebouwers waar technologie, design en usability alledrie evenzeer aanwezig zijn om tot een mooi resultaat te komen.

Het vierde element in de formule is marketing, die grotendeels bij de klant zit maar waar het webbureau best ook kaas van gegeten heeft:

Centraal in elk project staat onze klant. Meestal werken we daar samen met de marketing manager, of communicatieverantwoordelijke. (In KMO’s, waar we ook heel veel voor werken, is dat vaak de zaakvoerder zelf.)

We vertrekken altijd van de bestaande marketingstrategie van onze klant. Het is onze klant (of zijn marketing manager) die het beste het bedrijf, de doelstellingen, de doelgroepen en de strategie van het bedrijf kent.

Ik zie wat Netlash doet, en kan er mij wel in vinden, maar ik ben het er maar gedeeltelijk mee eens.

Om mezelf te situeren: ik heb een jaar of tien, tussen 1994 en 2004, websites gemaakt. Van zeer klein tot zeer groot. Als programmeur, als projectdinges, grafisch werk gedaan, gebruiksvriendelijkheid, verkoop, algemeen directeur, yada yada. Nu werk ik al een paar jaar als consultant-zoals-dat-heet voor Namahn, een bedrijf dat onder meer specialiseert in één van die vier poten van het verhaal dat Bart vertelt.

 

Wie staat centraal?

Als wij aan een website werken (we doen ook andere dingen, product design en service design en watnog, maar het principe blijft ongeveer hetzelfde), gaan wij niet uit van de klant in wat we doen, maar wel van de gebruiker.

De klant (en a fortiori één vertegenwoordiger van de klant, marketingmanager of wie dat ook moge zijn) heeft niet altijd een duidelijk beeld van de problemen, en nog minder van de oplossingen.

Ik vermoed dat Bart er wel ongeveer hetzelfde over denkt als ik (en wij), maar ik vind het een verkeerd signaal, een model als dit:

geintegreerd

Ik mis daar de gebruiker van de website in. Voor eenvoudige projecten kunnen wij ons zonder veel problemen in de plaats van veel verschillende soorten gebruikers plaatsen, maar als het om een complexe materie gaat, dan luisteren wij niet naar de klant, en denken wij niet dat we het zelf weten.

Dan trekken we op onderzoek, als etnografen die in de negentiende eeuw eilanden in de Stille Zuidzee of stammen in de jungle bezochten. Met notablok en fototoestel in de aanslag.

Als wij iets voor loketbedienden of boekhouders of truckchauffeurs of bejaarden moeten maken, dan gaan wij met die mensen spreken. Gaan we kijken hoe zij werken. Vragen we niet alleen wat ze graag zouden willen, maar proberen we te achterhalen wat ze eigenlijk nodig hebben.

En dát wordt dan de basis van alles. Niet wat een amorfe entiteit “de klant” wil.

 

Developers zijn inwisselbaar

Developer, designer, usability engineer, lees ik bij Bart. Zeer zeker dat dat drie belangrijke disciplines zijn.

Maar uiteindelijk: eens je een duidelijk plan hebt hoe een website gemaakt moet worden, is het tegenwoordig heel erg vaak niet meer zo moeilijk om die website te programmeren. Om het oneerbiedig te zeggen: maak een degelijk (nadruk op degelijk) document, lever een bruikbaar grafisch ontwerp en je kan een website laten “programmeren"” in India, of Australië, of Madagascar.

We zijn het tijdperk van de ontwikkelaars als Homerische helden een eindje voorbij, vrees ik. Een CMS is tegenwoordig gewoon van het rek te halen. Drupal, bijvoorbeeld: duizend en één beschikbare modules voor vanalles en nog wat. Een duidelijke briefing en om het even welke van de tienduizenden uitstekende Drupalbedrijven ter wereld kan het werk doen.

Ook voor detailinteractie is dat tijdperk al lang achter de rug: neem jQuery, neem om het even welk framework en je hoeft het wiel niet meer voor de honderdste keer opnieuw uit te vinden.

Als het project goed zit en de analyse was degelijk en het plan is goed uitgetekend, dan ga ik er gewoon van uit dat de ontwikkeling goed gedaan wordt.

Net zoals het me niet kan schelen welke bandwerkers er toevallig aan de band stond toen mijn auto gemaakt werd, als het maar iemand is die het plan volgt en zijn werk goed doet.

 

Een website is niet klaar als hij geprogrammeerd is

Developer, designer, usability engineer, lees ik bij Bart. En ook nog marketing manager van de klant.

En wat met de inhoud van een website? Wie schrijft de teksten? Ik vind dat een website niet af is als er geen proces bij zit om die website in te vullen en – nog veel belangrijker – te onderhouden.

Niet dat ik denk dat Bart daar anders over denkt, maar toch: het onderhoud van de site, en het op poten zetten van dat onderhoud, is voor mij een veel belangrijker onderdeel van “een website maken” dan de programmeur of de grafische ontwerper.

In een site waar reacties kunnen gegeven worden en/of waar naar een community gestreefd wordt, is dat aspect zo mogelijk nog belangrijker. Je mag nog de best geprogrammeerde website hebben met de beste usability en de meest uitgekiende informatie-architectuur en het prachtigste ontwerp – als er niet ter dege nagedacht is over het onderhoud en over de verschillende interacties, ben je nergens.

Daarbij en daarnaast: een website maken is vaak geen eenmalige gebeurtenis. Het is vaak een cyclisch iets, met feedback en bijsturen en aanpassen en wijzigen. Ook dat is een onderdeel van het geheel aan processen dat opgesteld moet worden: wat zijn de doelstellingen? Hoe worden die doelstellingen getoetst? Hoe wordt input verzameld? Waar wordt er bijgestuurd?

 

Du choc des idées jaillit la lumière

Ik ben het ruwweg eens met Bart als hij zegt

Het is juist door die verschillende experten bij elkaar te zetten en ze nauw met elkaar te laten communiceren (…)  dat er een evenwichtig en effectief eindresultaat komt.

Behalve dat ik het er niet mee eens ben dat die disciplines eenvoudiggaweg op “webdeveloper”, “webdesigner” en “informatie-architect” te mappen zijn.

Maar met dit ben ik het niet helemaal eens:

Zo’n geïntegreerd webbureau zal volgens mij altijd voorsprong hebben op losse samenwerkingsverbanden (op voorwaarde dat het klein genoeg blijft om zijn flexibiliteit, snelheid en innovatie te bewaren).

Ik denk dat er een toegevoegde waarde is in specialisatie. Een bedrijf dat niets meer doet (maar ook absoluut niets minder) dan uitstekend informatie-architectuurwerk en dat dan tot een eenduidige omschrijving van hoe een website zou moeten werken komt, waarmee het dan naar een tweede bedrijf stapt dat niets meer doet (maar ook absoluut niets minder) dan uitstekend ontwikkelwerk, dat lijkt me beter dan een een geïntegreerd webbureau.

Al was het maar om technologie-agnostisch te zijn: zo’n geïntegreerd webbureau – zeker als het “klein genoeg” is  — kan bijvoorbeeld nooit alle mogelijk ontwikkelwerk doen in alle mogelijke talen en systemen en omgevingen. En dan sta je daar, als geïntegreerd webbureau, met een klant die helemaal mee is, maar die uiteindelijk kiest voor een Microsoftoplossing als jij een Drupalshop bent (of omgekeerd). Dan heb je Lithium in je achterhoofd terwijl de klant om wat voor reden dan ook uiteindelijk liever Jive heeft, of nog iets anders – de twee kunnen wellicht hetzelfde, maar je kan moeilijk overal in gespecialiseerd zijn.

*
*    *

Uiteindelijk, denk ik, zijn Bart en ik het over de essentie echt wel eens. Belangrijk is

  • in een project zijn verschillende disciplines nodig;
  • discussie (of, zoals Bart terecht opmerkt: ruzie) tussen verschillende disciplines leidt vaak tot een beter eindresultaat;
  • op voorwaarde dat die verschillende disciplines goed samenwerken met elkaar.

Waar we een andere mening hebben, is dat Bart andere disciplines ziet dan mij, en dat ik niet per se de meerwaarde zie van een alles-in-één-bedrijf.

Schoenmakers en leesten: er is een reden dat niet elk bouwbedrijf zowel binnehuisdecorateurs als metselaars als electriciens als schrijnwerkers in dienst heeft.



Reacties

7 reacties op “Samen staan we sterker”

  1. een vraag die misschien wat naast de kwestie is: als je de gebruiker laat mee beslissen, krijg je dan niet per definitie dingen die hij al kent en waar hij vertrouwd mee is? En krijgen nieuwe ontwikkelingen dan nog een kans? Een beetje zoals bij TV, quoi. Iedereen vond Schalkse Ruiters een knap programma, maar het zou nooit gemaakt zijn op basis van een gebruikersbevraging. Soit, is maar een open vraag.

  2. Misschien willen gebruikers wel dingen die zij kennen en waar zij mee vertrouwd zijn?

    Ik erger me vaak dood aan al die innovatieve dingen die elk jaar veranderen.

    Ik zie de vergelijking ook niet met de Schalkse Ruiters.

  3. Ik ga uit van het princiepe; walk a mile in hun schoenen. Dan pas kan je een succesvolle site/relatie enzoverder opbouwen. Helaas is het in de onderneming waar ik nu zit; neem hun schoen af, walk a mile, kijk af en toe achterom maar blijf vooral lopen.

    1) walk
    2) talk
    3) plan
    4) create

  4. Waneeer het project ineen stuikt kan je steeds argumenteren dat je eigenlijk twee schoenen nodig hebt om een mile te walken. 🙂

  5. Interessant stukje; en in de meeste dingen die je schrijft heb je wel een overschot aan gelijk.
    Een website is als een racewagen. Eenmaal je deze hebt, moet je deze goed onderhouden op alle vlakken en er een bekwame piloot in zetten.

    Je hebt gelijk als je schrijft dat je in een vroeg stadium de gebruikers moet betrekken, maar helaas zijn er in bedrijfsomgevingen vaak te weinig middelen (lees: tijd en geld) voor handen om de bouw van websites grondig voor te bereiden en de gebruikers te bevragen.

    En je webproject laten uitwerken door een ander bedrijf dan hetgeen dat de voorbereiding gedaan heeft vergt een bijzonder goede communicatie en opvolging van de bouwheer.

    Ik ben wel voorstander van het schoenmaker-blijf-bij-je-leest-principe. Zogenaamde all-in geïntegreerde webbureaus die het ganse pakket kunnen doen scoren meestal maar goed in 1 aspect, en zijn meestal een stuk duurder dan de som der delen.

  6. Dus als ik het goed begrijp is de ‘gebruiker’ de klant van de klant.
    Of eerder de potentiële klant van jullie klant. Ligt daar niet de spraakverwarring?

  7. Ik weet niet hoe het zit met spraakverwarring, maar voor mij is “klant” de mens die mijn factuur betaalt. En is “gebruiker” de mens die het eindproduct zal gebruiken. De twee vallen soms, maar lang niet altijd, samen.