Ik mocht meerijden met Andrew-van-Enchanté, gisteren: naar Grimbergen, op rondleiding en op bierproeving.
Rondleiding plus bierproeven, dat was al geleden van een brouwerijbezoek in een verleden dat zo ver is dat ik eigenlijk zelfs niet wil beginnen rekenen hoe ver precies.
We gaan de obligate dingen misschien eerst doen: Grimbergen is een abdijbier van Alken-Maes. Er is Grimbergen Blond en dubbel, er is een Grimbergen Tripel en Grimbergen Optimo Bruno, en er is sinds kort ook Grimbergen Goud.
Grimbergen is aan een relance bezig, en dat we het zullen geweten hebben: nieuw grafisch design, nieuwe website, nieuwe radiospots met Jan Decleir, nieuwe glazen, nieuwe flesjes, nieuwe bierviltjes, nieuw allerlei. De nadruk ligt erg, euh, nadrukkelijk op de feniks en op de geschiedenis: Grimbergen, het bier van de feniks, en ook wel Grimbergen, smaakt net zo rijk als zijn geschiedenis.
Weg oubollige verpakking, hallo flitsende feniks:
Ik ben een watje als het op dergelijke dingen aankomt, maar ik was echt wel gepakt door het enthousiasme en de oprechtheid van de mensen, zowel de mevrouw van de marketing als de brouwmeester als de Abt van Grimbergen zelf. Ze geloven er allemaal in, en ik geloof ze als ze allemaal trots over hun bier spreken.
Ja, ik weet het, ik moet mij zo niet laten doen.
En ja, ik weet ook wel dat het niet écht allemaal zo authentiek is: Grimbergenbier zoals we dat nu kennen, is pas op de markt sinds 1958, en abdijbier van nu lijkt absoluut niet op abdijbier van tweehonderd of vijfhonderd jaar geleden. Maar ik denk ook dat dat niet zo enorm veel uitmaakt.
De abdij van Grimbergen, en bier in de abdij van Grimbergen, heeft een rijke geschiedenis. De abdij werd gesticht in de 12de eeuw, en brouwde, zoals vermoed ik de meeste abdijen, zijn eigen bier. De abdij is in zijn geschiedenis een keer of drie vernietigd, verlaten en/of verbrand maar telkens weer heropgebouwd; in 1629 koos Grimbergen voor de feniks als wapen, en voor ardet nec consumitur (“brandt maar vergaat niet”, achtig) als leuze.
We kregen met een groepje een rondleiding in de abdij, door de abt in persoon. Een imposante man, Abt Erik: ik had de hele tijd in mijn hoofd dat een gemijterde abt zoals die van Grimbergen op hetzelfde niveau als een bisschop staat. Bijna twee meter rustig gezag, een stationsromanschrijver zou er aan toevoegen dat geen monnikspij kon verbergen dat de abt een vat (ha!) vol passie en emotie was.
Zo iemand waarvan ik me wijsmaak dat ik er enorm graag een avond mee zou spreken, om dan meteen te beseffen dat ik me dingen aan het wijsmaken ben.
Maar dus wel indrukwekkend. Toen we de abdij verlieten om bier te gaan proeven, zagen we helemaal op het einde een groot houten paneel in een kader. In het kader stonden de wapenschilden geschilderd van alle abten van Grimbergen sinds de pakweg dertiende eeuw. Abt Erik’s schild heeft een sandaal erop, iets met nederigheid schat ik, en het motto illum opportet crescere, een verwijzing naar Johannes 3:30 waar Johannes de Doper het heeft over Jezus en hoe het nu aan Jezus is om groter te worden en aan Johannes om minder belangrijk te worden.
En Abt Erik’s schild was het laatste dat nog op het tableau paste. Hoe moet dat zijn, vroeg ik me toen af, om de erfgenaam te zijn van duizend jaar geschiedenis, en misschien wel de laatste te zijn?
Afijn.
De rondleiding was opgebouwd rond een reeks feniksen, die overal in de kerk en de abdij terugkomen, van het altaarstuk uit 1701 over de imposante en prachtig gerestaureerde barokke fresco secco-plafonds tot glasramen en zelfs een modern Japans houtsnijwerk. Het gros van wat er nu staat, daarin Grimbergen, is negentiende-eeuws neo-romaans, zo romaans als het postkantoor op de Korenmarkt gotisch is. De kerk moest eigenlijk vele keren groter zijn maar de Franse Revolutie kwam ertussen, zodat er geen toren op staat en het schip eindig op een quasi-blinde muur. De bibliotheek is wel leuk, maar ik zag er geen handschriften of incunabels.
Interessant, daar niet van, maar ik werd er toch meer melancholisch van dan wat anders: al die gemiste kansen, geaborteerde pogingen, afgebroken verhalen. Al die what ifs en if onlys en ja ik ben een oude zaag en laat mijn hoofd met grust.
Alla. Na de rondleiding trokken we met z’n allen, abt incluis, naar het Fenikshof, om bier te proeven.
De brouwmeester van Alken-Maes — ik dacht dat hij zichzelf kwaliteitmanager of zo noemde, ik vind brouwmeester mooier — deed ons het verhaal van Grimbergen-het-bier.
Voor wie al wist hoe bier gemaakt wordt, zo van gerst en wort en gist en alles, en voor wie al wist wat het verschil tussen dubbel en tripel en hoge en lage gisting, was het wat lang, zijn uiteenzetten. Mar hey, we moesten de tijd vullen tussen het proeven: zelfs als het maar glaasjes van 150 zijn, doet een mens dat niet zo meteen, vijf Grimbergens van respectievelijk 6,7° (blond), 6,5° (dubbel), 8° (goud), 9° (tripel) en 10° (optimo bruno) binnenkappen.
Er waren hapjes, er waren sandwichen, we roken en proefden van het bier, a splendid time was had by all.
En toen we naar huis gingen, kregen we een groot boek mee vol Grimbergenbier, en één van die nieuwe glazen met de spreuk in de voet, en mochten we ons degustatieglas ook menemen.
Ik ga de volgende paar dagen nog eens op mijn gemak de Grimbergens die ik meekreeg degusteren. De Optimo Bruno was me te zwaar, Goud is niet mijn smaak, blond vond ik niet echt speciaal, maar dubbel en tripel zag ik wel zitten.
’t Is geen middeleeuws bier, zeer verre van — geen gruut om te beginnen — en ik ben niet echt gevoelig aan marketingspeak die het doet uitschijnen alsof het recepten van de abdij van Grimbergen zouden zijn die herrezen zijn, of alsof het eeuwenoude traditie zou zijn. ’t Is Alken-Maes die een abdijbier ontworpen had, en dat in de jaren 1950 op zoek ging naar een abdij.
Ik persoonlijk ben meer gecharmeerd door de eerlijkheid van de abt, die bijvoorbeeld geen moment deed alsof Grimbergen Optimo Bruno iets anders was dan gewoon een oude naam die op het Paasbier van Grimbergen geplakt is, dan door een allerlei authenticiteit insinuerende “1128” in het logo.
Maar, en ja da’s honderd procent persoonlijk, ik had gisteren dus echt het gevoel dat het ze daar allemaal echt gemeend is, en niet alleen een cynisch commercieel etiket op een massaproduct is.
(Ah ja, en note to self: volgende keer een echt fototoestel meenemen in plaats van een gsm.)
Reacties
3 reacties op “Grimbergen: ardet nec consumitur”
ja hoor, we zijn trots op onze producten 🙂
Leuke foto’s! Als je ooit eens zin hebt op de “collega-norbertijnen” van Park (Heverlee) te bezoeken, dan geef je me maar een seintje.
Ik zou graag de feniks zoals die wordt gebruikt op de flessen helemaal hebben ,kan ik hem tattoeren op mijn lichaam