Ik sprak eergisteren met een mens met een doctoraat, en dat we samen wat gebrainstormd hebben over hoe zijn werk iets voor ons werk zou kunnen betekenen en omgekeerd. Er moet een dossier gemaakt worden voor een aanvraag, en daar zal ik dan na volgende week eens een stamp in geven.

Ik was gisteren in het praktisch-buitenland, als lid van een adviescommissie voor een doctoraatsthesis: een mens die een doctoraat aan het maken is, en die om de zoveel tijd een groep mensen tezamen roept om de tussentijdse resultaten te tonen en raad te vragen.

Bij die dingen heb ik — een minder dan briljante academische carrière achter de rug, vijftien jaar geleden — altijd een gevoel van

dunno.jpg

…maar dat blijkt dan uiteindelijk altijd wel mee te vallen.

Ik vraag het mij soms af hoe het zou afgelopen zijn met mij als ik wél academische dingen zou gedaan hebben. In mijn hoofd is het allemaal idealistisch: ik had graag onderzoek gedaan naar de periode rond de jaren 550-650 in onze contreien, denk ik, en dan had ik in mijn hoofd allerlei ontdekkingen gedaan en nieuwe inzichten verworven, en schreef ik daar allemaal interessante dingen over die het allemaal aanschouwelijk zouden maken voor de gewone mens in de straat, en deed ik dingen met visualisatie en statistiek en multidisciplinaire zaken en internationaal en alles.

En dan denk ik aan wat ik meegemaakt heb van de academische wereld, van toen ik klein was tot recent, en ben ik bang dat het 90% office politics zou geweest zijn, ruzie maken binnen de afdeling over wie dit jaar een nieuwe computer mag kopen, woekeren met budgetten om abonnementen te kunnen kopen en naar congressen te kunnen gaan, omtertmeest slijmen bij de juiste mensen om subsidies, fondsen, exposure te krijgen, een doodlopend carrièrepad omdat er mensen in de buurt zitten die nét iets beter zijn in het schimmenspel van het mouwvegen… aargh.



Reacties

5 reacties op “Academia”

  1. Je zou kunnen beweren dat je visie heel cynisch is, maar ze komt spijtig genoeg dicht bij de werkelijkheid, vooral als je het over een groot department/groep/unief/etc … hebt (definitie van groot is vaag en het is eigenlijk de kans op het hebben van 1 klootzak).

    In de academische wereld ben je constant een verkoper. Hard werken, brilliante inzichten zijn nuttig maar geen vereiste. Je verkoopt je eigen werk (publicaties) aan je collegas door presentaties door hun strot te jagen (en ze het kotsbeu zijn om hetzelfde verhaal nog eens te horen). Je zorgt dat je ’tof’, ‘sympatiek’ en ‘sociaal’ bent, zodat al dat netwerken (oh zo belangrijk, het ons-kent-ons) kan gebruiken om nog meer invitaties voor presentaties te krijgen. Zo zien de mensen bij wie je aanvragen voor geld moet doen, je naam en gezicht regelmatig opduiken, zodat je makkerlijker aan geld kan (voor je eigen onderzoek, naar conferenties te gaan, studenten te betalen, materiaal, etc …). En dit alles is belangrijk voor de interne politiek aan de unief, want geld=macht …

    Toch denk ik dat het in de industrie hetzelfde is. 1 rotte appel is genoeg.

  2. Wel, waar ik nog het meest bang voor ben (en wat ik ook wel heb zien gebeuren) is dat het genoeg is dat er één klootzak is, om het zo ongeveer voor de rest van je leven te verbrodden.

    Wees dan maar eens de wereldexpert op het gebied van pakweg vroegmiddeleeuwse nederzettingen in de Alpen, en heb dan maar eens de andere wereldexpert tegen u… 🙂

  3. Oh absoluut. Ik wou dat ik niet moest zeggen: been there, done that. De enige reden dat ik het overleefd heb, is dat mensen hem onsympatiek vinden (asociaal) en mij op een of andere manier niet (vraag mij niet hoe, ‘k zou mijn eigen nooit niet als sociaal omschrijven).

  4. Ooit ambtenaar / werknemer in een groot bedrijf geweest of zo?

  5. Ah, maar het verschil is: maak zoiets mee bij pakweg bpost of Belgacom of IBM, en ge kunt nog altijd bij Microsoft of DHL of Beckaert terecht. Maar het mee in een gespecialiseerde wetenschappelijke discipline, en ge kunt het wereldwijd verbrod hebben.