DivergentPaasvakantie! Geen school voor de kinderen! Er was een vriendin van Zelie in huis, en plots was er besloten om naar een film te gaan, en wel Divergent.

Ik had de naam al vaag gehoord, maar geen idee waar het over ging. “Iets met science fiction”, werd mij verzekerd, dus hey, waarom niet, dacht ik.

Het begon goed in de cinema, met een soort voorfilmpje voor Divergent zélf, net voor de film. Ik probeer zoveel mogelijk voorfilmd te vermijden, dus ik zat daar met mijn ogen dicht en mijn vingers in mijn oren — proper, ongetwijfeld.

Afijn. De film bleek een soort kruising tussen Logan’s Run en Hunger Games en dergelijke te zijn. Niet per se slecht, niet per se goed, maar wel intrigerend genoeg om mij zin te geven om het vervolg te weten te komen, en dus om het boek van de film te lezen en dan de vervolgen op het boek van de film.

Neen, ik heb niet veel nodig, neen.

En dus: Divergent, het boek. Dat blijkt onduidelijker en verwarder te zijn dan de film. Ik vond het boek minder goed dan de film, ja.

Niet omdat de film zo uitstekend goed is, maar omdat ik het boek gewoon niet goed vond. Spijtig.

Divergent speelt zich af in één stad, ergens in een onbestemde periode na een onbestemde catastrofe, en het is duidelijk dat er een soort sociaal experiment aan de gang is. Mensen worden opgedeeld in facties: Abnegation, Amity, Candor, Dauntless en Erudite, op basis van een test en eigen keuze. De grote meerderheid van de mensen passen exact in zo’n factie (ze zijn zelfopofferend, vredelievend, radikaal eerlijk, avontuurlijk of intelligent), het hoofdpersonage –uiteraard– past niet in één vakje, is “divergent”, een gevaar, tralala.

Ik snap wel dat het een boek voor tieners is, maar het had er toch een béétje minder vingerdik op mogen liggen.

Hoofdpersonage Beatrice (Tris) gaat van Abnegation naar Dauntless (in een soort sorting hat-ceremonie), blijkt na een tijdje natuurlijk uitstekend te zijn in al wat ze doet, wordt verliefd, spannende avonturen, zucht, geeuw.

De film steekt er tenminste nog een beetje Matrix-achtigs in, met simulaties waar Tris de simulatie om zich heen buigt, maar in het boek gaat het er gewoon om dat ze weet dat ze in een simulatie zit, en dat haar hartslag dus naar beneden gaat, en da’s al waar de test op wacht. Ik ben geen fan van mevrouw Roths schrijfstijl, maar daar nog helemaal naast: ik ben een beetje allergisch aan slecht uitgedachte werelden.

Het materiaal, in het bijzonder de wapens en de hoogtechnologische dingen, kunnen duidelijk niet gemaakt zijn in enkel die ene stad. Het aantal inwoners is véél te klein voor een samenleving zoals omschreven. Het sociale experiment kan duidelijk alleen overleven als er ergens een Big Brother is die het leidt, de potentie voor chaos is daar veel te groot voor, en de manier waarop de macht verdeeld is, is totaal het tegengestelde van wat een mens zou verwachten. En er is een enorme muur rond de hele stad, dat alleen al is voldoende om al vanaf het eerste boek (of de film) te wéten dat we buiten die muur gaan kijken.

Het leest als een inderhaast uitgevonden wereldje, zonder geschiedenis, zonder bestaansreden, zonder maatschappij. Die Dauntless, waar het overgrote deel van het boek zich afspeelt, lijkt op niet veel meer dan een straatbende die bezigheidstherapiegewijs rondlummelt op trams. Ja, er wordt ons wel gezégd dat ze “de orde handhaven”, maar het is absoluut onduidelijk waar er conflict zou kunnen zijn in het ideale wereldje.

Ugh, tegenstekelijk slecht. En zo prekerig! Hopen dat het vervolg beter is.

[van op Boeggn]