Een kleine paniekaanval

Enfin ja, “paniek” is een groot woord, maar toch.

Een collega vroeg of ik volgende week dinsdag naar Brussel kon komen voor een vergadering.

As it so happens kon ik niet, wegens periodieke check-up bij de Specialist Ter Zake in het hospitaal in de late namiddag, maar behalve dat sloeg er mij iets om het hart.

Ik vergader, oprecht eerlijk waar, enorm veel liever niet in persoon dan wel, besef ik. Ik word lichamelijk moe als ik met mensen in één ruimte moet zitten. Serieus: al die mensen die zeggen dat online vergaderen veel vermoeiender is, ik snap wel wat ze zeggen, maar voor mij gaat het niet op.

De luxe om even uit beeld te gaan of de camera uit te zetten en naar adem te happen, het gemak van wie ge wilt uw volle aandacht te geven zonder te moeten lastig lopen dat ge niet aan het kijken zijt naar de juiste persoon — of omgekeerd, de mogelijkheid om tegelijkertijd iets anders te doen als er geen 100% aandacht nodig is.

Het whiteboard op mijn computer is vele keren beter dan een fysiek whiteboard, een scherm delen online is tien keer gemakkelijker dan een scherm delen in een vergaderzaal (de helft van de tijd is het projectie waar de kleuren op geen reet trekken en niets leesbaar is van op afstand, de andere helft van de tijd is het klooien met monitors en schermresoluties en aanpassingsstukken en gedoe).

Alleen het hoofd telt — letterlijk: alle hoofden op hetzelfde scherm naast elkaar. Of, zoals bij de vergaderingen bij Eurocontrol: alleen de stem telt, want de camera staat niet aan. Iedereen op gelijke voet, geen fysieke intimidatie, mij niet ongemakkelijk voelen omdat mijn kleren niet goed zitten of omdat ik rugpijn heb: als ik de rest van mijn leven kan werken van aan mijn bureau thuis, ik teken er meteen voor.

Dus toen het ging over allemaal samen in Brussel vergaderen, kreeg ik het helemaal benauwd. Ik zie het praktische nut niet van met onze lichamen samen in een kamer te moeten gaan zitten. Mensen zullen het misschien gaan hebben over “lichaamstaal” en “het is toch niet hetzelfde op een scherm”, maar ik betrouw meer op de taal van het gezicht en het stemgeluid dan op die van de rest van het lichaam. Van de rest word ik nerveus en ongemakkelijk.

En dat is uiteraard nog helemaal los van de absurditeit van door regen en wind twee nutteloze uren heen met fiets en trein en metro/bus en te voet en twee even nutteloze uren terug te voet en met metro/bus en trein en fiets.

Ik heb er geen zin meer in. Ik had vroeger het probleem dat ik niet graag thuis werkte omdat ik het gevoel had dat ik dan altijd op mijn werk was en dat ik de deur niet kon dichtdoen, maar dat is uiteindelijk ook maar een ingesteldheid: als mijn werk klaar is, is mijn werk klaar. En is het niet klaar maar zijn de uren op en is het niet enorm vreselijk dringend, dan is het voor de volgende werkdag, en dat is dat.

I have been up to the mountain and I’ve looked over. And I’ve seen the Promised Land. Tenzij het echt, écht onmogelijk is, wil ik elke dag thuis werken.

2 reacties op “Een kleine paniekaanval”

  1. Een troost, dinsdag is er helemaal geen gure wind & regen, integendeel, integendeel, ‘t wordt weer plakkerig warm: “Dinsdag wordt het zonnig en al warm met maxima van 22 graden aan de kust tot lokaal 26 of 27 graden in het binnenland (leest: Brussel vergaderplaats). Er waait een zwakke wind uit oost tot zuidoost. Aan de kust ontstaat er in de loop van de dag een matige zeebries uit noordoost.” 🙂

Reacties zijn gesloten.