Cixin Liu, Joel Martinsen (vertaling)
Tor Books, 2015, 512 blz.
Het vervolg op The Three Body Problem. Stand van zaken: er zijn aliens, ze komen op ons af, ze gaan ons vernietigen, maar pas binnen vierhonderd jaar.
De aliens weten ook al wat er op aarde gebeurt, want ze hebben iets gestuurd dat minder dan microscopisch klein is en alles kan afluisteren en tweerichtingcommunicatie met de aliens mogelijk maakt. Oh, en diezelfde kleine dingen kunnen er ook voor zorgen dat er geen enkele vooruitgang meer is, want ze kunnen alle mogelijke experimenten om zeep helpen.
Wat ze niét kunnen doen, is in het hoofd kijken van individuele mensen kijken. Daarom worden er vier individuele mensen aangesteld om elk een plan uit te werken. Ze krijgen daarvoor alle mogelijk steun en budgetten. Drie van die mensen — ze worden Wallfacers genoemd, naar een oude boeddhistische term voor mediteerders — zijn beroemde mensen, de vierde niet. Manuel Rey Diaz was president van Venezuela en pionierde allerlei innovatieve guerillataktieken in een oorlog tegen de VS. Frederick Tyler was minister van landsverdediging van de VS. Bill Hines heeft een Nobelprijs gewonnen voor breinonderzoek. En de vierde, Luo Ji, is een astronoom en socioloog, maar verder onbekend.
Elke Wallfacer heeft ook een Wallbreaker, een mens die aangesteld werd door de aliens om te proberen doorgronden wat het plan precies is. Behalve Luo Ji, die zijn eigen Wallbreaker is, en die ook de enige is die de aliens rechtstreeks willen doodmaken.
Mja. Veel dikker kon het er al sinds het begin niet opliggen dat het allemaal van Luo Ji zal afhangen, dus.
En dat doet het dan ook. In het begin weigert Luo Ji zijn taak. Volgt een bijzonder vreemd interludium waar hij met zijn macht als Wallfacer zichzelf een zo idyllisch mogelijk leven geeft, tot en met een partner zoeken en er een kind mee krijgen. Daar was Cixin Liu mij helemaal kwijt: Luo Ji omschrijft zijn droompartner, laat dan iemand zoeken die er precies zo uitziet, laat die uit China verschepen naar het andere eind van de wereld waar hij in isolatie leeft met haar, en verwacht dan van ons dat we gaan geloven dat die vrouw zomaar halsoverkop verliefd wordt. Op een persoon die niets anders dan kil en afstandelijk is.
Echt totaal weird. Het gevoel van ontheemding in dit boek ging echt nog een stap verder dan in het vorige boek.
Ook in dit boek blijft de manie van alles een naam te geven: we gaan dit doen en omdat we dit gaan doen, gaan we wat we doen “dit doen” noemen. Voorbeeld:
The intent is not to construct warships or large spaceships, but to establish a fleet of space fighters. They’ll each be roughly the size of a conventional Earth-based fighter and will carry a single pilot. They’ll be like mosquitoes in space, so I’ve dubbed this the ‘mosquito swarm plan.’
Uh huh. Okay dan zeker?
En dat er in de verre toekomst nog altijd politieke commissarissen meegestuurd zouden worden om de ideologische zuiverheid van het leger in het oog te houden, lijkt mij gelijk wat te veel extrapoleren uit de Chinese situatie:
Defeatism is the greatest threat to the armed forces in space, so political and ideological workers will shoulder an extremely important responsibility in the space force. Political departments in the military will participate fully in the study of space warfare theory to eradicate the stain of defeatism and guarantee the correct direction of research.
In het citaat hierboven gaat het over Defeatism, de gedachte dat we toch niet zouden kunnen winnen van de aliens. Er is ook nog Escapism, de gedachte dat we het probleem best oplossen door zelf ergens anders naartoe te vluchten. Die twee “gedachten” worden in de loop van het boek als een soort vleesgeworden ding beschouwd, wat ook enorm vreemd aanvoelt.
Combineer die ontheemding wegens geschreven door een Chinees met een schrijfstijl die wild over en weer schiet van hoogdravend gekunstelde dialoog (lees Rodong Sinmun online om een idee te krijgen) naar kille technische omschrijvgen naar stukken waar het niet duidelijk is of het allegorisch dan wel realistisch maar poëtisch is bedoeld. Combineer dat met een verhaaltempo dat de ene keer tientallen pagina’s over een half uur doet en dan weer tien zinnen over tweehonderd jaar, en het resultaat is een bijzonder oneven boek.
De ontknoping (niet het exacte mechanisme maar wel de algemene richting) was mij al duidelijk vóór we aan de helft van het boek zaten. Ik vond niet één personage memorabel. Er zat iets van spanning in (de aliens komen binnen x jaar!), maar die werd tegen zo ongeveer drie vierde van het boek de nek omgewrongen.
Blijft over?
Van het boek zelf, vind ik persoonlijk, niet veel.
Maar in sciencefiction vind ik de wereld zelf altijd minstens een personage, en vaak een hoofdpersonage. Dat is hier absoluut het geval. Van de ideeën achter het boek blijft wél zeer veel overeind. Er zijn zeer veel aanknopingspunten links en rechts waar ik van gehoopt had dat er iets mee gedaan zou worden. De wereld van het boek blijft overeind.
Ik wil het vervolg lezen, want ik weet wat er allemaal zou kunnen gebeuren, en ik wil weten wat er uiteindelijk zal gebeuren. Ik kan ongeveer raden waar het naartoe gaat, maar toch.
En ik kijk uit naar de verfilming van dit en de rest van het verhaal, want die zou wel eens uitstekend goed kunnen zijn.