Ik was aanwezig op een soort van protest. Ik herinnerde mij plots hoe weinig graag ik in omgevingen met veel mensen zit. Om niet te spreken van een omgeving waar veel mensen roepen en lawaai maken.
Het gemak waarmee mensen tot dat roepen en dat lawaai te overtuigen zijn en de nadenkloze manier waarop dat zoiets gebeurt: ik ben daar bang van. Mensen in groep zijn om bang van te worden.
Oooh helemaal my jam: geen tijdsdruk, en met zo beperkt mogelijk middelen machinetjes maken om dingen te maken.
Van bijzonder eenvoudige dingen zoals dit:
Naar meer complexe situaties met alsmaar meer wanhopig slechte machines:
Het gaat niet alleen om het oplossen van het probleem (gegeven een paar knikkers waarvan sommige knikkers kunnen veranderen in andere knikkers, die knikkers met een paar grijparmen en koppelmachines en ontkoppelmachines en rails en verandermachines met de juiste instructies op de juiste plaats zetten), maar eens dat gelukt is: de oplossing in zo weinig mogelijk stappen vinden, met zo weinig mogelijk plaats, en zo weinig mogelijk middelen.
Ik doe om de zoveel tijd eens een level en ik denk eigenlijk nog niet aan optimaliseren, maar natuurlijk doen sommige mensen verschrikkelijk veel meer dan dat. Zoals pakweg een Brainfuck interpreter bouwen:
Wel, dat was een ervaring. We zijn naar Inside Out 2 gaan kijken (fijne film, een beetje te veel van Turn It Off naar mijn goesting maar alla) en de zaal zat vol met tieners die net hun laatste schooldag hadden gehad.
Serieus: ik denk dat Sandra en ik decennia ouder waren dan de derde-oudste persoon in de zaal.
En niet dat dat mij stoort, maar de resem Sociaal Incapabele Sannes die het bestonden om op precies de verkeerde momenten te schaterlachen? Ugh.
Het was bij momenten absoluut niet evident, maar de laatste tijd was dag en nacht vergeleken met wat het ooit geweest was. Ik hoop van ge weet niet hoe ganser harte dat ze het volgend jaar even goed gaat doen.
De dochters zijn over en weer naar Holland geweest om naar Troye Sivan te gaan kijken. Het was goed, ’t schijnt. En het was Anna’s eerste keer in Amsterdam — volgens Zelie was ze niet onder de indruk (veel van “we hebben dat bij ons ook”), volgens haarzelf was ze wel onder de indruk (vooral dat het openbaar vervoer daar gelijk properder en moderner was).
Het is onderhoudend, maar tegelijkertijd ook griezelig, wat er in Frankrijk gebeurt met de verkiezingen. Mélenchon had al in 2012 gezegd dat het uiteindelijk zou uitdraaien op link versus extreemrechts, en kijk nu. Het is vooral griezelig te zien hoe veel media helemaal meestappen in de update van het “beter Hitler dan links”-discours, en hoe ze daarbij LFI en bij uitbreiding heel verenigd links wegzetten als antisemieten. Terwijl begot de andere kant RN is, met een nooit-verwerkt verleden van Waffen-SS en Pieds Noirs, die nog altijd even antisemitisch zijn als altijd (maar er voor het gemak ook die andere semieten bijgenomen hebben).
Normaal gezien keken we zondag allemaal samen naar tv, maar sinds Mol en Taskmaster gedaan zijn, kiezen we dan maar iets anders om naar te kijken.
Jongste dochter moest studeren, oudste dochter en vrouw zijn gaan wandelen, jongste zoon was bij maten, dus we waren nog met twee over. Bleek dat mijn oudste zoon C’est arrivé près de chez vous nog niet gezien had. Dat is bij dezen geremedieerd. En dan hebben we het nog eens doorgespoeld met Shaun of the Dead.
En dan fruitsla gegeten en in bed gekropen en het weekend was alweer voorbij.
Ik denk dat het de vierde keer is dat ik dit boek lees. De laatste keer was geleden van 2015, en ik wist de grote lijnen van het verhaal nog, maar ik was genoeg vergeten om keer op keer aangenaam verrast te zijn.
En het einde blijft echt serieus een van de betere eindes van een boek ooit.
De raamvertelling — iemand die manuscripten vertaalt die in real time in onze wereld lijken te veranderen van historisch naar fantasie, terwijl tegelijkertijd gerelateerde archeologische vondsten de meest fantastische en mythologische aspecten van de manuscripten lijken te ondersteunen — was bij het herlezen niet zo boeiend meer om lezen. Aangezien ik de grote lijnen en het einde kende, deden die intermezzo’s in de vorm van mails tussen alsmaar meer verbijsterde wetenschappers niet veel meer dan het verhaal nodeloos onderbreken.