Ik was nog aan het lezen in Outlander, toen ik plots zin had om Ash: A Secret History te herlezen. Het was al een tijd geleden, maar ik herinnerde me wel dat het een bijzonder goed einde had, en daar was ik na Outlander toch wat naar op op zoek.
Het boek werkt op twee verhalen: enerzijds is er de vertaling van een reeks vijftiende-eeuwse manuscripten, en anderzijds is er een raamvertelling in brieven naar elkaar van en naar de vertaler. Die van verbazing in verbazing valt: terwijl hij aan het vertalen is, lijkt het alsof de realiteit rond hem verandert. Waar hij in het begin gewoon een geactualiseerde vertaling van welbekende laat-middeleeuwse historische documenten aan het maken is, blijken die documenten plots hetzij verdwenen, hetzij geherclassificeerd als veel latere pastiche, of als fictie. En tegelijkertijd vinden archeologen artefacten uit het verhaal terug — dus het verhaal lijkt tegelijkertijd meer en minder “echt gebeurd” te zijn.
Het onderwerp van de documenten is Ash, een weesmeisje dat zich opwerkt tot condottiere van een behoorlijk groot huurlingenleger. Na een proloog over haar jeugd, komen we op het recent ontdekte “Fraxinus me fecit”-document uit, dat wellicht rond het einde van Ash’s leven moet geschreven geweest zijn, hetzij door Ash zelf, hetzij gedicteerd door haar.
Ash en haar compagnie worden ingehuurd om een missie uit te voeren voor de Graaf van Bourgondië, maar als ze in Italië toekomen blijkt er een invasie begonnen te zijn. Carthago, ‘t is te zeggen, de Visigothen die in Carthago een soort Romeins Rijk met Islamachtige invloeden maar dan Ariaans hebben opgebouwd, hebben twintig jaar lang gepland voor een grootschalige invasie van Europa. De leider van hun leger, de Faris, blijkt zo ongeveer een tweelingzus van Ash te zijn. Die, net zoals Ash, stemmen hoort die haar tactisch advies geven.
Stukje bij beetje komen we te weten dat het verhaal zich blijkbaar in een alternatieve realiteit afspeelt, waar niet alleen de Visigothen duizend jaar langer dan “bij ons” een going concern waren, maar waar Christus ook een Romeinse centurio was die Mithras aanbad (Christus Viridianus / Christus Imperator, zoon van Augustus, aan een boom genageld door Tiberius), waar Noord-Afrika tot pakweg 500 veel vruchtbaarder was dan bij ons, waar er een onbestemd iets mis ging waardoor er al eeuwen geen paus meer is in Rome, en waar mensen tot op zekere hoogte “mirakels” kunnen doen.
Het had even goed gewoon alternatieve geschiedenis kunnen zijn, maar het is meer dan dat: er zit een dosis science fiction in ook, en zowaar een beetje Star Warsachtig messianisme. Het had zonder gekund, ongetwijfeld; dat het er in zit, maakt er een speciaal boek van. En het maakt het einde mogelijk, dat ik zowat één van de meer voldoening schenkende eindes van een boek vond, en bij herlezing nog steeds vind.