Ha, deze is anders ook wel grappig. De top 15 van de tussentaal, volgens een VRT-folder uit 2001:
- Slordige uitspraak: ruukwiend, blèèven
Heeltegans mee eens. Ik krijg er de kriebels van, al die brabantse en antwerpse klanken voortdurend: “de traan ies altaad een beetche raazen”, dat soort dingen.
En nàdrukken! Dan zeggen ze misschien “Frankrijklei” en niet “Frènkraaklaa”, maar ze zeggen wél “Frankrijklei”, terwijl het naturlijk “Frankrijklei” is.
- Slotmedeklinker ontbreekt: da’, wa’, nie’, mè’, goe’, ma’
Nog erger: da ze die ook nie type als ze schrijve.
- H ontbreekt: ‘elemaal, ‘ebt, g’ad
Mja. Heb ik niet zo’n enorm probleem mee in informele situaties en in het dagelijkse leven.
- Verkeerd lidwoord: de moment, het school, het stad, naar de voetbal gaan
Ik kan me nijdig maken als een Antwerpenaar over “’t Stàd” spreekt, maar ik heb er geen problemen mee om de kinderen te vragen het het op ‘t school was.
- Lidwoord bij persoonsnaam: de Jan, den Bert
Oeioeioeioeioeioeioei manneken maar daar kan ik mij in opwinden. “Den Davy é gezegd dat de Vanessa ut aangemaakt eeft mee…” aargh!
- Ekik: Da’ wist ekik nie’.
Ook hier: “’k heb ‘k ik dat niet gezegd” is een heel eind minder erg dan “iek im ekiek da nie gezaa”.
- Hem (als onderwerp): Morgen moet ‘m gaan voetballen.
Huuuuuu! Anathema!
- Gij: Kom-de-gij ook?
De folder zegt: “Gebruik je voor mensen die je met hun voornaam aanspreekt. Anders zeg je u, ook in het meervoud.”
Hm. Ik weet niet of ik het hier mee eens ben. Draai of keer het hoe je wilt, maar “je” klinkt voor de over-overgrote meerderheid van de Vlamingen gekunsteld.
- Verbogen lidwoorden: ne jongen, nen boek, e secondje
- Verbogen voornaamwoorden: mijnen boek, hare jas, onzen auto, dienen hond
- Verbogen bijvoeglijke naamwoorden: hare nieuwen auto, nen dikken boek
Toch vreemd, dat een rijkere vorm van taal veroordeeld wordt, en een verarmde vorm van diezelfde taal de norm wordt. Ik vind het een rijkdom dat er een verschil is tussen “uwen boek” en “uw tafel”.
En het is niet eens consistent: is het niet “ons boek” maar “onze tafel”?
- Verkleinwoorden op -ke: meiske, boekske, bloemeke
Jaja, en ondertussen ons voornamen als Jitske en Frouke door de maag splitsen.
- Gebiedende wijs met -t: werkt nog goe’, zegt ‘t
Kijk, in spreektaal kan ik daar mee leven, maar in schrijftaal vind ik dat de imperatief meervoud wél nog een -t zou moeten krijgen.
En verwar ook niet, in spreektaal dan, een tussenklank als “Frank, vertel-d-ekeer” met “Frank, vertelt ne keer”. Dat tweede is uiteraard fout, dat eerste is mijns inziens juist.
- Van of voor in plaats van om: We probeerden van op tijd te komen. Hij vroeg voor te gaan zwemmen.
Mja. Mja. Die “voor” zeker niet. Die “van” zou ik niet meteen in alle omstandigheden helemaal tegen zijn.
- Twee keer gaan: We gaan gaan zwemmen.
Tiens. Dit lijkt me toch ook een verarming. Er is voor mij een betekenisverschil tussen het werkwoord “gaan zwemmen” en het werkwoord “zwemmen”. “Zwemmen” is wat vissen doen, en wat men incidenteel doet als men toch aan de zee in badkostuum rondloopt. “Gaan zwemmen” daarentegen impliceert een ritueel met een zwemzak en verkleedhokken en een zwembad en douches achteraf.
“We zijn gisteren gaan zwemmen”: dat zijn mensen die een georganiseerde trip ondernomen hebben naar een zwembad. “We hebben gisteren gezwommen”: dat zijn mensen die aan de zee wonen, of in de buurt van het water, of die in ieder geval niets speciaals gedaan hebben om tot dat zwemmen te komen.
Voor dat laatste is er een vergelijkbare situatie met “eten”: “we gaan gaan eten”. Schrap een van de twee gaan’s, is de regel volgens de folder. Wat geeft dat? “We gaan eten”.
Zeg tegen iemand “we gaan gaan eten”, en hij weet dat er een restaurant of zo in het spel is. Zeg tegen iemand “we gaan eten”: “euh, ja, so what?”.
Hoezo? U zegt?
Aaaah! Dan moet je gewoon “we gaan uit eten” zeggen!
Juist ja. “We gaan morgen uit zwemmen”—zo goed, Hollandse taalimperialisten?
Reacties
23 reacties op “Tussentaal Top Vijftien”
En “vertel-d-ekeer” is volgens jou wel correcte spreektaal en geen tussentaal? Vertel het eens (uitgesproken als “vertel het es”)!
Over de imperatief meervoud: toen ik klein was stonden er op de elektriciteitscabines slogans geschilderd: “kookt elektrisch!”. Ik vond dat toen al heel ouderwetsch, met die t en zo.
Neenee, niet “correcte spreektaal” in de zin van “algemeen nederlands”, maar wel “naar mijn gevoel niet vies”, in de zin van “grammaticaal juist(er)”.
Ik ben geen taalkundige, maar “(enkelvoudig onderwerp), vertelt” als imperatief lijkt me hoedanook fout.
Zo’n zachte “d” als tussenklank, om het vlotter te laten van de tong rollen, dààr heb ik geen probleem mee.
Net zoals ik geen probleem heb met “de zoeten inval”, maar wél met “den zoete inval”, terwijl ik wel wéét dat het eigenlijk “de zoete inval” is (of, enige decennia geleden, “den zoeten inval”, uiteraard).
Om ielemoal kiekeboebelen van te kraajgen: vertelt is oe da ‘t was?
Vooral die “is” als “eens” bedoeld. In schrijfselen dan toch. En het is nu eenmaal de “kaaizerlááí” en de “Noorderláón”. Helaas. (not!)
“Gebiedende wijs met -t”
De -t wordt niet enkel gebruikt voor het meervoud maar ook voor de beleefheidsvorm. Ik veronderstel dat de -t nog altijd toegelaten is in dat laatste geval? Of is het nu ook al van
“Kijk U even”
Zoveel haat tegen het Antwerps en de Antwerpenaar… Het doet me verdekke deugd. 😀
Dus niet : we gaan gaan lopen, maar : we gaan lopen. Brengt de versnelling beter in taalbeeld.
“Bredabaan” is ook een goed voorbeeld van puntje één: het is eigenlijk Bre*da*baan (klemtoon op da) maar in de volksmond is het gewoon Bredabaan zonder expliciete klemtoon (of dan meestal op de baan). Is altijd grappig om te horen op de radio, wanneer iemand het wel correct zegt.
Afgelopen week gehoord op de radio in een programma over de voetgangerstunnel in A’pen.
Een antwerpenaar vroeg: ” Tunnel, spreek je dat uit als tunnel of als tunnèl?”.
Antwoord van Kamiel Huysmans : ” Ik noem je toch ook geen pummèl?”.
Wat die klemtoon betreft, ben ik er niet van overtuigd dat BredaBAAN of FrankrijkLEI foutief zijn.
In correct Nederlands mag je de klemtoon in “Noordzee” bijvoorbeeld zowel op de eerste als op de tweede lettergreep leggen.
Idem voor nieuwJAAR en NIEUWjaar.
Als heel Antwerpen FrankrijkLEI en KeyserLEI zegt, wie zijn wij dan om hen voor te schrijven dat het FRANKrijklei en KEIzerlei zou moeten zijn?
Nieuws voor mij, dat voor het “correct Nederlands” de klemtoon in Noordzee en Nieuwjaar op allebei de lettergrepen mag.
Vandale zegt dat het Noordzee en Nieuwjaar is. Allemaal goed en wel, in mijn aanvoelen ligt de klemtoon in beide gevallen op de eerste lettergreep. 🙂
Een kronkelgedachte.Wij, de nederlandstaligen, respecteren de spellingsregels opgelegd door, geloof ik, de Taalunie niet zo erg. Net zomin als de uitspraakregels opgelegd door ‘k-weet-niet-welke- instantie.
Dat doen de Fransen wél voor de regels opgelegd door de Académie Française.
Waarom dit verschil? Zit iok fout als ik denk dat de oorzaak ligt in het al te dikwijls wijzigen van de regels door o a de Taalunie? Je respecteert dat minder dan bijv. de Académie die hier veel beheerster en dus ook veel minder dikwijls wijzigend optreedt.
Het is vooral grappig wanneer men er eens bij stilstaat hoeveel keer wij deze dingen wel niet gebruiken in het dagelijkse leven.
Ik ben wel fan van het verbuigen van lidwoorden. Hoe kan je anders het geslacht onthouden?
(ge weetet wel: ne stier, een koei)
Wat ontbreekt in het lijstje is het hatelijkste van allemaal, het omkeren van de woordjes “die” en “dat”.
(vaak gebezigd door mensen uit het westen: ‘het boek die ik gelezen heb’, ‘de koei dat ik zag staan’)
Dat van dat boek: inderdaad een perfect voorbeeld van wat mij het meest van al tegensteekt.
“Het boek die ik geleden heb”: aargh!
Maar “den boek die ik gelezen heb”: daar heb ik geen probleem mee.
Dan ben je al twee maal in de fout. 😛
Och, iedereen ziet de fouten die hij zelf maakt door de vingers, en ergert zich aan de fouten van de anderen. (Balk, oog.) Als ingeweken Limburger in Gent vallen mij de “gaan gaan”-constructies en het gebruik van “misschien” als betekenisloos vraagwoord (“Hoe laat is het misschien?”) ook erg op, net als de “‘k ik” (wat mijns inziens net hetzelfde is als “ekik”).
Maar de Antwerpenaren, dat blijven natuurlijk nog de ergste overtreders van Den Goeden Smaak (met verbogen lid- en bijvoeglijk naamwoord voor Michel) — geen discussie mogelijk. 😉
Wat de betrekkelijke voornaamwoorden die en dat betreft: ik ben van West-Vlaanderen, en bij onzijdige woorden gebruik ik altijd “dat”, bij mannelijke en vrouwelijke woorden hangt het af van de functie van het genoemde in de bijzin. Is het onderwerp, dan is het “die”: “De jongen die mij gezien heeft.” Is het lijdend voorwerp, dan is het “dat”: “De jongen dat ik gezien heb.”
Het zou mijns inziens logischer zijn moesten we die of dat niet laten afhangen van het woordgeslacht, maar van de functie van het genoemde, zoals in het Frans: “Qui” wordt gebruikt als het onderwerp is: “Le garçon qui a travaillé.”, “que” voor een lijdend voorwerp: “La fille que j’ai vue.” Doordat het betrekkelijk voornaamwoord in het Nederlands geen onderscheid maakt tussen onderwerp en lijdend voorwerp, kunnen er namelijk ambiguïteiten ontstaan, bijvoorbeeld:
“De jongen die Marc gezien heeft.”
Hoe kun je hier weten wie onderwerp en wie lijdend voorwerp is?
Wat trouwens het westen betreft: het omkeren van dat en die kan best vooral meer naar het westen voorkomen (hoewel, een kennis die van Vilvoorde afkomstig is maakt ook voortdurend die/dat-fouten), maar wat in het westen véél minder voorkomt dan in het oosten zijn als/dan-fouten: “Met het vliegtuig ben je er sneller als met de trein.”, “Een dokter verdient meer als een arbeider.”, “Mijn moeder is twee keer zo oud dan ik.” Dát valt mij als West-Vlaming sterk op, daar ben ik echt allergisch voor.
Michel,
Je Antwerpenhaat begint fobische vormen aan te nemen. Let it go, man. Laat een Limburger, een Gentenaar, een Westvlaming en een Antwerpenaar iets aan een Nederlander uitleggen. De kans is groot dat de Antwerpenaar het best begrepen wordt omdat zijn taal (en laat dat tussentaal zijn) nu eenmaal het standaard Nederlands het dichtst benadert.
Wat me opvalt: je hebt geen enkel probleem om in Brussel met gelijk wie men bij jou binnensmijt (Waal, Duitstalige, etc) overeen te komen, maar o wee als je iemand hoort die een taaltje spreekt die ook maar een zweempje Antwerps bevat!
Pff… Ik weet niet waarom ik voor Antwerpen opkom… Ik ben tenslotte slechts een ‘aangespoelde’ Westvlaming. Misschien omdat Antwerpen al genoeg shit krijgt te slikken. Antwerpen is een gemakkelijke pispaal, hé?
Wacht maar tot wij Gent annexeren. Je zal niet meer lachen als onze troepen de Arteveldstad binnen marcheren in rijen van drie in kolommen van vijf.
Lang leve ‘t Stad! Nèh!
P.S. Weet je wat mij aan Gentenaars stoort? Dat zij wijs te pas en te onpas gebruiken. Om maar één voorbeeld aan te halen… Zal es brainstormen om een post bij elkaar te pennen over het Oost- en Westvlaams gebrabbel.
Vermoeiende mens. Dit is ondertussen trouwens al meer dan twee jaar geleden geschreven.
Twee jaar geleden? Hmm, juist ja… Excusez-moi, Michel.
* Buigt diep met blozende wangen *
* druipt af met staart tussen de benen *
Ik krijg het ook ontzettend op mijn heupen van al degenen die steeds “slagen” gebruiken in plaats van “slaan”, zowel in de spreek- als in de schrijftaal. Dat is een dialectwoord, geen Algemeen Nederlands, zelfs niet Algemeen Vlaams, want in West-Vlaanderen hoor je dat nooit.
Heeft iemand deze folder? Of weet iemand waar ik dit kan terugvinden op internet?
Zou dit nodig hebben als bron voor een taak van Nederlands.
Alvast bedankt!