…en toch zo veraf. Toen we daarnet aan het wandelen waren, kwamen we voorbij zo’n bloemachtig ding (ik ben geen grote plantenkenner :)) dat vol zat met vliegen: zweefvliegen allerhande, vleesvliegen, bloemenvliegen, vanalles.

Ik doe wat elk normaal mens zou doen in dergelijke omstandigheden: de lens van zijn fototoestel vijzen, de macrolens bovenhalen, de macrolens op het fototoestel vijzen, de ringlflits op de macrolens, en foto’s nemen.

En voor de honderdtwaalfenveertigste keer zit ik bij het bekijken van de foto’s te vloeken.

Ringflits, zelfs op 1/4 van de snelheid en manueel zo zwak mogelijk ingesteld: veel te krachtig. Gevolg: ik moet op f/40 foto’s nemen, want sneller dan 1/250 weigert de D200 als de flits eraan hangt. Gevolg: al is die 70-180 echt wel een goeie lens, zelfs daar is f/32 tot f/40 echt wel een beetje des Guten zuviel, en zit ik met scherpteproblemen. Of beter: wazigheidsproblemen. Ik zou liever f/20 aan 1/1000 of zelfs nog meer flits en dan aan belachelijke snelheden genre f/8000 fotograferen, vleugels in vlucht en zo, maar dat lukt dus niet.

De ringflits is een ouder model, van het type dat ze elke week zonder enig nut gebruiken op CSI. Een ander flitssysteem dringt zich op, maar dan ben ik meteen vele minder mobiel. Of anders toch die nieuwe ringflits met twee satellieten? Ik denk dat het dat zal worden, in tandem (tridem?) met een D800 die ik per radio aanstuur.

Andere limiet waar ik zó dicht op zit en toch zó veraf: vergroting. Elke keer dat ik foto’s bekijk, vloek ik dat ik details niet beter kan zien, kleinere beesten niet beter kan fotograferen, facetten niet duidelijk genoeg kan onderscheiden in ogen, haartjes niet scherp genoeg zie… aaargh!

‘t Is echt een verslaving, vrees ik, macrofotografie.

Landschapsfoto’s, daar kan men met om het even welk toestel en een redelijke breedhoeklens propere dingen mee doen.

Portretfotografie, daar kan men met een goeie portretlens en redelijke belichting propere dingen mee doen.

Productfotografie, daar kan met met een goeie macrolens en een degelijke lichtinstallatie (een paar witte dozen van creimnaglas bijvoorbeeld) ook propere dingen doen.

Natuurfotografie van vogels en dassen en herten en zo: een goed statief, een goeie telelens, camouflagekledij en veel geduld, en alles wordt mogelijk.

Concertfotografie, daar is een degelijke (eigenlijk: uitstekende) lens ook voldoende om prachtige resultaten mee te halen.

Misschien hebben fotografen van sterren en planeten ook wel zo’n probleem: met een telescoop, goeie software en een webcam hebben ze voldoende materiaal in huis om degelijke foto’s te maken–maar het kan altijd beter, en scherper, en helderder, en nóg beter. En er zijn altijd betere telescopen, en betere software te schrijven, en dingen.

Maar bloederige macrofoto’s van kleine beesten, en vooral kleine beesten in het wild en dus niet in een nagebootste omgeving in de studio: lenzen, statieven, belichting, nog belichting, voorzetlenzen, extensies, tubes, adapters, … aaargh!

En het kan altijd beter en altijd scherper en altijd is er méér dan wat er op de foto te zien is.

Frustrerend, ik moet het u niet zeggen.



Reacties

2 reacties op “Zó dicht!”

  1. Het lezen van deze blog is voor mij al frustrerend, ik begrijp maar de helft van al uw lensopeningen en ringflitsen

  2. Ik begrijp alles! En dat van die CSI merk ik ook wekelijks op. Hoewel zo’n ding me handig lijkt om van dichterbij een proper beeld van een object te maken.

    Die nieuwe macro flitsers van Nikon zouden ook geweldig zijn voor portret.