Hoe wij elkaar leerden kennen

Kijk wat ik nu in mijn archieven vind. Het eerste artikel waar Sandra en ik aan samengewerkt hebben ooit, nog vóór wij bij malkander waren. In WordPerfect geschreven, op het eerste verdiep van het Hof van Beroep, op één van de IBM PS/1–toestellen die daar gesponsord stonden. Dat waren de dagen. 1991 of 1992, denk ik.

Dit was niet het definitieve artikel, als ik het mij goed herinner: ik heb achteraf alles nog van plaats veranderd en uitgelegd. Maar als tijdsdocument kan het tellen, ha!

Artikel over de cantus

Ik herinner me niets meer. Maar dat zou natuurlijk wat eenvoudig zijn, vandaar: artikel.

Er bestaan heel wat misverstanden over cantussen. Wat is een cantus? Een zuippartij. Als je er een van maakt, natuurlijk. Want niemand is verplicht te zuipen. Je drinkt gewoon net zoveel als je wilt, en wanneer je wilt. De enige uitzonderingen daarop zijn:

  • De Salamander (ad fundum)
  • De toast (naar gelang, één vinger, twee vingers, enz. of ad fundum)
  • Uit sympathie (een aantal vingers of ad fundum; eventueel vrijwillig, meestal nadat iemand een straf gehad heeft, waarvoor zie verder)
  • De ad fundum per jaar (ad fundum, wat dacht je)
  • Als straf.

Dit mag dan al veel lijken, maar de verplichte ad fundums zijn verspreid over de drie of meer uur die een cantus kan duren.

Straffen worden uitgedeeld voor inbreuken op de algemene gedragsregels, zoals daar zijn:

  • (Expres) vals of helemaal niet zingen
  • Beledigen van Senior(es), cantor(es), schachtentemmer(s), zedenmeester(s) – m.a.w. “mensen met gezag”
  • Niet gehoorzamen
  • Naar goeddunken van de zedenmeester(s), schachtentemmer(s), …
  • zonder toestemming naar toilet gaan, ongecontroleerd huilen, hysterisch roepen, …

De straffen worden toegediend, indien nodig, door de zedenmeester(s). Iedereen die zich in het ongelijk gesteld voeld door een commilitio, kan van de cantor een straf eisen (natuurlijk met het risico dat hij daarna “uit sympathie” dezelfde straf mag uitvoeren). Als straf kan gegeven worden:

  • Ad fundum (telkens met manieren, t.t.z. “Prosit Senior, Prosit Corona, Ad Fundum!”):
    • gewoon: een volle pint in één keer uitdrinken lepke: arm rond hoofd, pint uitdrinken labberdaske: pint vasthouden met tanden en uit-drinken
    • chinees: met hoofd naar beneden pint uitdrinken
    • kongolees: rechtstaand op één been, pint onder andere knie door leegdrinken
    • kikker: een pint in elke hoek, met kikkersprongen van pint naar pint en uitdrinken
    • kangoeroe: al springend uitdrinken
    • saddamke: met twee stoeltje maken, gestrafte erop; op en neer wippend pint uitdrinken
    • krokodiltje: op buik op stoel met benen in lucht pint uitdrinken
    • cicciolina: op rug, benen in lucht, arm onder de knie en uitdrinken (leuk voor meisjes, worden dan rondgedraaid en aan de hele corona getoond)
  • De pompproef: een plateau bier (t.t.z. een plateau vol bier, niet vol bierGLAZEN) uitdrinken, al pompend.
  • Luigi / Louisa: onderbroek wordt vastgehouden door twee man, en de gestrafte wordt er aan opgeheven tot de onderbroek scheurt.
  • “Why was he born so beautiful”: de gestrafte staat recht, op verhoog, en wordt publiekelijk terechtgewezen. De corona zingt, naar hem wijzend, “Why was he born so beautiful / Why was he born at all? / He’s no fucking use to anyone / He’s no fucking use at all”). Zedenmeester houdt pint tegen kin, vraagt, pint schuddend: “How high is the highest mountain?” Corona: “HIGH!” Zedenmeester, pint tegen kruis van gestrafte, schuddend: “How deep is the deepest sea?” Corona: “DEEP!”. Zedenmeester: “In how many seconds can he drink this pint?” Corona: “Vier! Twee! Eén! Drie! (etc)”. Zedenmeester kiest het aantal seconden waarin de gestrafte een ad fundum moet doen.
    Lukt het niet, wordt de hele procedure herhaald.
  • “Ex”: de gestrafte wordt buiten gestuurd.
  • Bierimpotent verklaard worden (als de persoon in kwestie duidelijk niet meer kan).

De straffen zien er alweer vervaarlijk uit, maar zolang je je manieren houdt (zie boven), hoef je niet in contact te komen met de zweep van de zedenmeester.

In het begin van de cantus, of telkens de nood aan de man komt, worden twee biersmurfen aangesteld. Zij zijn verantwoordelijk voor het tappen en regelmatig verdelen van bier. Zij zorgen voor een vlotte bediening en mogen het verloop van de cantus niet storen. (Het is niet verplicht voor de biersmurfen om na elk liedje een ad fundum te drinken, NvdCantor. Als zij te zat zijn om nog te tappen, moeten ze maar komen vragen om vervangen te worden.)

Een aantal andere regels:

  • Als de zedenmeester of de cantor “Silentium!” roepen, moet de corona zwijgen. Logisch, waar.
  • “Lied ex”: bij het einde van een lied moeten de codexen dichtgedaan worden, zoniet mogen de buren van de nalatige er hun pint op ledigen.
  • “Ongedoopte codexen/petten”: da mag nie zijn hé.
    Ongeoorloofd op een cantus. Als er nieuw materiaal bespeurd wordt, wordt het gedoopt. Dit houdt in:
    1. een glas bier erover uitgieten
    2. een bezoek aan de mannentoiletten
    3. een besmeuring met alles wat in de buurt zou kunnen liggen (eventueel, en naar eigen gevoel)
  • Men is niet verplicht een ad fundum uit te DRINKEN: wanneer men zich niet meer in staat van werking voelt, mag men de inhoud van het glas over het (eigen, weliswaar) hoofd gieten. (Wie niet zijn eigen hoofd gebruikt, mag rekenen op een straf—zie boven).
  • “Tempus”: d.i. pispauze. Een tempus kan algemeen zijn (voor iedereen, Tempus commune, 10 minuten) of persoonlijk zijn. Dit laatste moet aangevraagd worden aan de Cantor, met inachtneming van volgende regelen:
    1. Een lid van de corona: “Senior, tempus peto”. De schacht vraagt aan de schachtentemmer: “Meester, tempus peto”.
    2. Het verzoek moet gevolgd worden door een “pisversje”. Dit is een quatrijntje (AABB), waarin de noodlijdende zijn behoefte uitdrukt. Het moet origineel zijn, eventueel stout en vulgair. Alleszins niet braaf. Een voorbeeld: “Mijn naam is Vandamme Marijke. Ik moet hoognodig zeiken. Als ik niet mag gaan, zal ‘t hier gauw onder water staan” (flauw, waarschijnlijk afgekeurd). Zeker niet beginnen met surrealistische rijmpjes of extravangante rijmschema’s.
    3. De cantor willigt het verzoek in met “Habes” of wijst het af met “Non habes”.
  • “Verbum”: als iemand iets wil zeggen, moet hij daarvoor de toestemming vragen aan de cantor / zedemeester, met “Senior / Meester, verbum peto”. Kan ingewilligd of geweigerd worden met “Habes” of “Non habes”. De toespraak moet begonnen worden met “Senior / Meester, Commilitiones” (steeds manieren houden!).

Het belangrijkste bij een cantus is natuurlijk het zingen zelf. De praeses (in de praktijk de cantor) bepaalt welke liederen gezongen worden. De cantor zegt de bladzijde, de schachtentemmer vraagt de schachten naar de bladzijde (“Schachten, de bladzijde?” Schachten roepen bijvoorbeeld: “Eén, vier, vijf, vijf, vier, één, [een zelf in te vullen woord van laag of bedenkelijk allooi] honderd vier en vijftig”).

Daarna wordt de eerste zin van het lied voorgezongen door de cantor, zegt de cantor “Corona, aan één, …” – waarop de corona invalt. Na elke strofe wordt onderbroken, en zegt de cantor opnieuw “Aan twee / Aan drie / … / Ad ultimum”. Na het lied zegt de cantor “Lied ex!” (zie boven).

Het Io Vivat zou van buiten moeten gekend zijn. Bij de aanvang van de cantus staat de corona recht, legt de pet of hand op de linker tepel en zingt uit volle borst doch ingetogen en waardig het Io Vivat:

1. Io vivat! Io Vivat!
Nostrorum sanitas
Hoc est amoris poculum
Doloris est antidotum

2. Io vivat! Io Vivat!
Nostrorum sanitas
Dum nihil est in poculo
Iam repleatur denuo

[…]

6. Io vivat! Io Vivat!
Nostrorum sanitas
Iam tota academia
Nobiscum amet gaudia

Bij bepaalde liederen deelt de cantor de corona in verschillende groepen (naar jaar, naar fakulteit, naar geslacht, naar kant in het lokaal, …). De verschillende groepen zingen dan bijvoorbeeld tegen elkaar op (bvb. bij p.154, “Edite, Bebite”).

Vrije strofes. Soms kunnen aan een lied strofes toegevoegd worden door leden van de corona. De cantor bepaalt wie mag zingen, meestal een paar gevorderden die elkaar aanvallen op hun mannelijkheid repectievelijk vrouwelijkheid (“En Jan die heeft ne grote lul / Maar in bed is hij een grote nul”; antwoord: “En Jef die heeft ne grote mond / maar hij heeft hem liever in zijn kont” – op de muziek van “Het Zwart-Bruine Bier”, Codex p. 125).

Gebaren bij liedjes. Bij het zingen van sommige liedjes is het gewenst zich met het lichaam (handen, voeten, andere?) te expliciteren. Soms vindt men daarvoor de “regie-aanduidingen” in de tekst zelf (zie bijvoorbeeld pagina 153, “Dis in de lucht”). Soms moet je de eerste keer maar kijken naar je gebuur cfr. de Salamander op p. 163.

Het einde van een cantus hangt af van de ambiance, van de cantor en van de omstandigheden. Meestal wordt geëindigd met een serene versie (in de mate van het mogelijke) van het Vliegerke en van de Vlaamse Leeuw. De Vlaamse Leeuw wordt niet gezongen uit Flamingantisme of Vlaams-Nationalisme, maar gewoon omdat het (a) traditie is en (b) een passende afsluiting is van een avond met ambiance (“Ze zullen hem niet temmen”, etc.). De mensen die de Vlaamse Leeuw niet willen meezingen (uit persoonlijke overtuiging, je weet maar nooit, Westland New Post, IRA of zo) worden wel verzocht uit respekt recht te staan en in stilte mee te luisteren. (Faut tout de même pas pousser bobonne dans les orties! Un minimum de respect pour nos valeurs flamandes! – NdlR)

Na de cantus worden de commilitiones naar huis begeleid of afgehaald door hun ouders. Soms toch. Soms gaan ze ook nog uit, maar dat zijn uitzonderingen: échte zwijnen, die niet thuishoren aan onze faculteit. Zoals de auteurs hiervan bijvoorbeeld.

Sandra Pattyn
Michel Vuijlsteke

14 reacties op “Hoe wij elkaar leerden kennen”

  1. Cantussen eindigen met een mooie maar vaste reeks nationale/officiële liederen die niet van de cantor zouden mogen afhangen, maar gewoon gebracht moeten worden.

    Van “groot” naar “klein”: Vlaamse Leeuw (voor Vlaanderen/Vlaamse studentikositeit) -> Klokke Roeland (voor Gent) -> Slag om het Gravensteen (SK/FK) -> clublied -> Oude Roldersklacht (het Individu).

    Maar het komt waarschijnlijk van de VRG, dan is dat natuurlijk te verwachten dat dat niet zo werd aangeleerd/uitgevoerd. 😉 😀

    Voor de rest, heel blij eens over “het studentenleven destijds” te lezen. 😉

  2. Héél romantisch wel hoor. Het zingen vind ik ongelofelijk boeiend ook, maar het bier was voor mij de afknapper. Als Sandra zich ooit geroepen voelt om een cantus voor Alumni te organiseren doe ik wel mee. Zeg het maar door;-)

Reacties zijn gesloten.