Tirza, door Arnon Grunberg

Normaal gezien zou ik wachten tot het einde van de maand en het dan in het lijstje van gelezen boeken zetten, maar hey. Ik moest dit boek lezen, er werd mij gezegd dat het goed was en dat ik het goed zou vinden. Dat werd gezegd door iemand die ik behoorlijk vertrouw in dergelijke zaken, dus dan doe ik dat ook.tirza.jpg

Ronduit toegegeven: ik heb het doorgaans niet voor het Nederlandstalige boek. Een reus in Nederland en Vlaanderen, da’s vaak zoiets als De Gootste Dwerg Ter Wereld, en het overkomt me bijzonder weinig dat ik volwassenenboeken lees in het Nederlands waar ik geen krullende tenen van krijg.

Kinder- en jeugdliteratuur, daar vind ik dan wel weer dat ons taalgebied helemaal meespeelt in de Primera división, maar dit geheel terzijde.

Tirza, dus. Van Arnon Grunberg, ik zie hem wel eens voorbijkomen in het links vod Humo. Ik vind het daar een arrogante vent, maar —vide Orson Scott Card— ook onuitstaanbare mensen schrijven soms prachtige boeken, dus ik blijf helemaal open. Echt, echt waar.

*
*     *

Ahem.

Het is geen goed teken, schreef ik gisteren op Facebook, dat de eerste pagina van een boek waar ik met open geest naartoe kom, mij al meteen mateloos irriteert.

Dat taaltje, het stoort mij evenveel als Vlaamse films en series in een soort tussentaal die niemand ooit gesproken heeft of zal spreken. De interacties tussen mensen zijn onecht. Dialogen gekunsteld. Es handelt sich hier um ein Verbrechen-Derrick-Nederlands. Mooi en Meedogenloos-gesprekken, compleet met de rug naar elkaar, het glas in de hand en de blik op oneindig in de camera.

Het probeert goed over te komen, maar het is klinisch, het is vals, het is plastiek (“plastic”, moet ik zeggen, vermoed ik, of “plèstik”).

Ik besluit bij te houden wat ik denk terwijl ik het lees. Niet dat ik objectief wil zijn — welke recensent is ooit objectief, en is het dan nog wel een recensent? — maar wel dat ik niet wil vervallen in “ik vond het maar niets” of “het is een uitstekend boek, maar je moet er wel wat aan gewon worden, aan die Grunberg”.

Ik wil bijhouden wat ik er goed aan vond en wat ik er slecht aan vond, terwijl ik het aan het lezen ben. Geen paginanummers: ik lees op Kindle, tablet en telefoon.

*
*     *

11%. Waarom lees ik dit? Een saai en depressief verhaal over saaie en deprimerende mensen. Gemene mensen ook: er zit niet één personage bij waar ik ook maar iets voor voel. Laat mij raden: op het einde komt alles goed, of niet. Tot nog toe kan het mij niet schelen welk van de twee.

15%. Nieuwsflits: ruzies tussen mensen die elkaar een half leven kennen, zijn pijnlijk. In verwant nieuws: Paus kakt in bos. Gênant boek, tot nog toe. “Sommige dingen spreek je beter niet uit”, laat Grunberg een van zijn personages zeggen. Ik vind het al een tijdje spijtig dat Grunberg zijn eigen raad niet opvolgt.

17%. “Het woordje voorlijk lag hem in de mond bestorven.” Een Nederlander weet wellicht wat dat wil zeggen. Ik niet. Ik begrijp Engelstalige boeken beter, besef ik, dan boeken door Nederlanders geschreven.

*
*     *

21%. Grunberg schrijft bordkartonnen personages. Zeer dik bordkarton, loodzwaar bordkarton, maar het blijft eendimensionaal.

Ik ken de man niet, maar ik stel hem mij voor als een jongetje van achtentwintig dat doet alsof het zich kan inbeelden wat een vijftiger voelt. Als een verstokte vrijgezel die denkt dat hij wel weet hoe het zou zijn om vader te zijn.

Als een vis die een roman over wielrennen schrijft.

*
*     *

23%. Urgh, ik word zo moe van die voortdurend puberaal transparante schrijvelarij van die Grunberg. Constant over “mijn dochter” spreken en “de echtgenote” — jaaaaa, kerel, we hebben het al door. Al sinds pakweg bladzijde drie van het boek, kerel. Misschien dat de juryleden van de Grote Literatuurprijzen het graag iets nadrukkelijker verteld worden dat, inderdaad, jaja, zeer zeker, dit is wel degelijk van die literatuur, uweetwel, van die doorwrochte waarover nagedacht is, kijk maar, kijk maar. Ik liever niet. Voor mij mag het er iets minder dik op liggen.

*
*     *

24%. Vader heeft net zijn twee jonge tienerdochters al tierend en briesend gevraagd wie van hen vandaag op school in de reet geneukt werd. Kinderen reageren daar volgens Grunberg niet met angst of ontzetting of zo op, maar wel met een mengeling van nieuwsgierigheid en verbazing. Er, yeah, right.  

34%. Dubbel u de fuk. Heb ik echt net minutenlang een pseudoquasivrijscène ondergaan? Lemonparty is appetijtelijker, en ik begin te betwijfelen dat Grunberg ooit met iemand sex heeft gehad.

49%. Grunberg over tieners: ik geloof hem even veel als was het een hagedis die het over Rembrandt heeft.

Euh serieus, ben ik hier iets aan het missen of zo? Ik geloof geen halve minuut wat in dat boek gebeurt. Dit boek gaat niet over mensen, maar over personages in een boek.

*
*     *

53%. Is het écht teveel gevraagd om zo rond de helft van een boek een beetje evolutie in de personages te zien? Of een glimp van waar ze vandaan komen en waar ze naartoe gaan? Ik snap het ondertussen, dat de vader een akelige kapotte mens is, en dat de moeder een krankzinnige kapotte vrouw is, en dat de dochters kapotte kinderen zijn. Een beter schrijver kan dat op een paar bladzijden overbrengen, heeft geen eindeloze mokerslag na mokerslag nodig.

Het hoofdpersonage is al A, B en C kwijt? Laat me raden, hij gaat in de loop van de rest van het boek ook nog D tot en met Z kwijtraken.

Hint, beste Arnon: miserie op miserie op miserie, dat wordt na een tijdje écht niet aangrijpend of ontroerend. Dat wordt karikaturaal en licht belachelijk.

*
*     *

57%. Godbetert, krijgen we dat nu weer: de obligate oh my hoe gewáágd vrijscène tussen de oudere man en het jongere meisje. Het equivalent van de tetten van Tatjana Simić in Flodder, zullen we maar zeggen. Soldaat van Oranje, Turks Fruit, haal boven de Hollandse Filmkens met een obligate streep sex erin.

Grunberg beschrijft sex overigens als een vegetariër met een vogelfobie, die probeert uit te leggen hoe een kip te slachten en te ontbenen: “Na enig zoeken en rondtasten heeft hij haar clitoris gevonden en nu laat hij niet los” — whatever, gast.

En godhemel, wat heeft hij een talent om elke vorm van verrassing of ontdekking uit een verhaal te houden. “Hier, beste lezer”, zegt hij, “ik zal je hand vastnemen. Kijk, dit is het eerste tafereel. En hier, het tweede tafereel. Hier is een briefje met wat ik wil dat je hiervan vindt. En nu gaan we naar het derde tafereel. Heb je al gemerkt dat dit een echo is van het eerste tafereel? Neen? Wacht, ik leg het er even vingerdik op. Snap je het nu?”

*
*     *

62%. Deel twee van de drie is gedaan. Een (puberale) oefening in klinisch schrijven, vind ik het tot nog toe. Ik word er warm noch koud van, het boeit me niet, geen enkel van de (banale) personages kunnen me iets schelen.

Nog een kleine veertig procent en ik ben ervan af. Zucht. Het is worstelen, dit boek. Ik heb zin om een potlood te nemen en aantekeningen te maken in de marge van mijn tablet. Heelder pagina’s te doorstrepen. Boze tweets te richten aan Arnon Grunberg.

*
*     *

68%. Urgh, een derde vrijscène, hoho, dat zou wel eens significant kunnen zijn, en denkt Grunberg nu écht dat we het niet dóór hebben, als hij plots van tijd verandert? Het verhaal wordt verteld in de tegenwoordige tijd, de flashbacks in de verleden tijd, en nu heeft het hoofdpersonage zijn dochter, die hij op een voetstuk zet, zien vrijen met een Marokkaan die hij niet af kan, en gaat het plots in de toekomstige wijs. Een boek waar eindeloos oeverloos gedialogeerd wordt, een personage dat zichzelf alsmaar meer als “beest” omschrijft, dat plots een kettingzaag (serieus?) naar boven tovert, en waar plots dochter-op-voetstuk en haar Marokkaans lief verdwijnen, geen letter dialoog meer voeren.

Ra ra ra, hoe loopt dat af? Come and see in deel drie van het boekje.

87%. Ik kan niet geloven dat ik een boek lees waar een Nederlander in Afrika aan een zwart meisje zegt “ik ben de ziekte van de blanke middenklasse”. Zucht. ‘t Is nu alleen nog wachten op de ontknoping.

89%. En een paar bladzijden verder, nog altijd tegen dat meisje van tien of zo: “Als zij haar stront van mijn pik likte, was ik alle ballast kwijt.” Zucht. Oh wacht, had ik dat al gezegd?

94%. Tadam dzing!, daar is de ontknoping die al een half boek geleden doorgetelefoneerd werd. Spoiler alert: het heeft iets met een Marokkaans lief en een kettingzaag te maken. TUM TUM TUM!!!

<driinnnng>
Hallo? Ja? Een ogenblikje meneer.
Arnóóóón!!
‘t Is een zekere M. Night Shyamalamanmanman aan de lijn. Hij zegt iets van een slecht filmscenario, en dat hij het graag zou terug hebben?

En nog is het niet gedaan. Serieus, het weinige poer dat er in zat is verschoten, en we moeten nóg wachten tot het gedaan is?

100%. Ik ben er helemaal door geraakt. Nee, er is niets meer gebeurd.

*
*     *

Kijk luister.

Ik vraag in een boek doorgaans niet om mededogen, zelfrelativering, een leesbare schrijfstijl, gevoel voor humor, een verhaal met een pointe, spanning, menselijkheid, degelijke karakterschetsen, herkenbaarheid, plausibiliteit, psychologisch doorzicht, dat ik iets bijleer, dat het mij boeit én dat ik als een volwassene behandeld word.

Ik ben doorgaans tevreden als één, of een paar van die elementen vaagweg aanwezig zijn.

In deze: helaas, maar geen sigaar.

Het boek leest irritant — niet moeizaam of traag, maar gewoon lastig. Het komt op mij over als een schrijver die denkt dat hij een kunstenaar is die even doet alsof hij een schrijver is — zo’n beetje Bart Peeters die Bart Peeters speelt die een tv-presentator is. Een boek geschreven zonder enige passie, voor een publiek van recensenten, leraars Nederlands en boekenjury’s.

Niemand heeft iets geleerd in dit boek, niemand is veranderd, ik heb niemand leren kennen. Er lopen een paar personages rond in het boek hoor, daar niet van. Jörgen Hofmeester, zijn ex-vrouw, zijn oudste dochter en zijn jongste dochter: allevier even levend als zo’n levensgrote cut-out van Jean-Claude Van Damme in de videotheek.

Conclusie? Ik weet het niet, maar ik heb de indruk dat het niet meteen mijn smaak is.

Pas op, ‘t is persoonlijk hé. Ik begrijp dat er veel mensen zijn die het wel een goed boek vinden. Misschien ligt het wel aan mij.

22 reacties op “Tirza, door Arnon Grunberg”

  1. Slotsom : als je zoveel ruimte nodig hebt om een boek maar iminnetjes te vinden ( niet smalend bedoeld: ik lees nimmer romans) , dan … schrijf je zelf een boek.

    Doen.

  2. Beste recensie ever! Ik geloofde er ook niets van, en ‘bordkarton’, dat had ik er ook over kunnen zeggen.

    De kritiek dat je ‘dan zelf maar een boek moet schrijven’ slaat volgens mij nergens op. Het is toch niet omdat je zelf geen schilderij maakt, een boek schrijft of aan wielrennen doet bijvoorbeeld dat je er geen onderbouwde mening over kunt formuleren.

  3. Mooie recensie Michel, maar je moet je niet zo boos maken. De mensen die echt tellen lezen uw blog en niet de boeken van Grünberg 😉

  4. Je recensie is beter dan het boek, ‘k heb er mij een kriek mee gelachen. Ik had hetzelfde met “De Joodse Messias” – na 60 pagina’s weggelegd. Meer auteursego dan boek. Dan maar een David Mitchell, om maar iemand te noemen.

  5. Ik ben niet direct van plan Grunberg te gaan lezen (ahem), maar ik vind het wel vreemd dat je niet openstaat voor een perfect aanvaardbare uitdrukking als “het ligt hem in de mond bestorven”. Ik heb het moeten opzoeken, toegegeven, maar dat betekent niet dat het geen mooi Nederlands kan zijn: “hij zegt het bij herhaling, zonder er zelfs bij te denken”. Ik weet niet hoe het daar in de context is ingebouwd, hoe het bij de verteller of het personage functioneert (en of het gemaakt gezwollen is, bijvoorbeeld, ik zeg maar wat), maar de eenvoudige kritiek dat het an sich niet zou kunnen, die snap ik niet goed. Bij Engelse boeken heb je dat toch ook soms? Nederlands moet het qua exotismen in vergelijking met het Engels vaak net van zulke constructies hebben.

  6. Persoonlijk hou ik niet van dat ‘Grootste Dwerg Ter Wereld’ vooroordeel…
    Een boek kan goed of minder goed geschreven zijn, stijl en inhoud kunnen je wel aanspreken of minder liggen,… maar voor mij staat dit nog steeds los van landgrenzen en taal.
    Waarom kan een boek tegenwoordig enkel nog ‘ok’ zijn als het Engelstalig is en op amazon.com verkocht wordt?
    Wel fijn dat je de jeugliteratuur tenminste kan waarderen:)

  7. Wel. Ik lees Arnon Grunberg wel graag. Zijn boeken toch, aan zijn columns kom ik om een of andere reden nooit toe. Vooral Tirza en De Joodse messias heb verslonden. Maar ervan genoten? Nee, dat niet.
    Het punt van deze boeken is, denk ik, dat ze de lezer niet willen ontroeren of aangrijpen. Ze willen onverdraaglijk zijn. De personages zijn uit bordkarton opgetrokken, akkoord, maar dat lijkt me doelbewust gedaan. Er is ook geen enkel personage waarvoor je als lezer sympathie kan hebben. De stroperige loomheid, de vunzigheid, de vaagheid, het gepraat… ik zie wel waarom Grunberg deze boeken op deze manier geschreven heeft.

    (Klein detail nog: Grunberg wordt geschreven zonder trema. Dacht dat ik dat wel kon signaleren aan iemand die gevoelig is aan de correcte spelling van zijn eigen naam.)

  8. @Hanne: ah getver, ik schrijf ‘s mans naam twaalf keer zonder umlaut, en uitgerekend in de titel mét. Verbeterd, bij deze.

    Ten gronde: het komt bij mij over als ene beetje een zwak excuus — “ja, ik weet dat het een slecht geschrevenboek is, maar dat was net de bedoeling”?

  9. Ah, toch nog iemand die het niet heeft voor trek-mij-uit-de-Vlaamse-(Hollandse)-klei litteratuur, zijn heil zoekt in Engelse boeken en zot is van SF. Willen we een zelfhulpgroep beginnen voor we op de brandstapel belanden wegens het hebben van onvlaamse smaak en fantasie?

  10. Puur uit interesse, wat zijn jou 5 favoriete boeken?

    Grunberg is op z’n minst wel een specifieke schrijver te noemen. Love it or hate it (in jou geval hate it dus).

  11. De Nederlandstalige literatuur is niet bijzonder de moeite, daar ben ik het mee eens. Daarbinnen staat Grunberg wel op eenzame hoogte.

    Wat dat zegt over de kwaliteit van het veld is aan eenieder, maar als je begint met Orson Scott Card als vergelijking, dan kan ik me voorstellen dat een schrijver die zich richt op ongemak en immoraliteit niet uw pakkie an is.

  12. Euh… wat?

    Ik haalde Orson Scott Card enkel aan als voorbeeld van een mens die ik van opinies “mijn pakkie an” niet vind, maar waar ik wel van vind dat hij goede dingen kan schrijven.

    Zijn recent gebowdleriseerde Shakespeare natuurlijk niet, maar als hij alleen maar het eerste Ender-boek had geschreven, zou hij nog in het pantheon van de SF staan.

  13. …en ik weiger te geloven dat deze kerel waar dan ook op eenzame hoogte zou staan. Er zijn ongetwijfeld een hele reeks betere schrijvers te vinden in het Nederlandse taalgebied.

    Ik vond dit trouwens slecht, en ik hoop dat dat een beetje duidelijk was, uiteraard niet omdat het op ongemak of immoraliteit zou gericht zijn, maar gewoon omdat ik het slecht geschreven vond.

    Het ligt er allemaal zo vingerdik op, jongens toch.

  14. Precies dat. Ik denk dat Card en Grunberg elkaar wederzijds uitsluiten. Science-fiction is té vaak een excuus voor gemakzuchtige, bevestigende boeken. Het eerste Ender-deel is daar een goed voorbeeld van. Over dik erbovenop gesproken…

    1. Dan zullen we het moeten eens zijn het oneens te zijn. Ik vond Ender’s Game een degelijk boek. Orson Scott Card neemt een plot dat zó uit een gemiddelde Twilight Zone-episode had kunnen komen, en schrijft een goed boek. Tirza is, vind ik, niet alleen een slecht boek, maar dan ook nog eens een erbarmelijk slecht geschréven boek.

  15. Ik lees graag Engelse boeken.
    Ik lees graag Vlaams/Nederlandse boeken.
    Ik lees graag Michel.

    Ik las graag Tirza, al vind ik dat hij zichzelf wat herhaalt in zijn boeken. Moeder van Lanoye vind ik dan weer wereldklasse.

Reacties zijn gesloten.