Het was een licht programma vandaag: ‘s morgens vertrekken in Ouarzazate de steenwoestijn in naar de oase van Fint, thee drinken bij een Echte Berber, dan naar Kasba Taouirt in Ouarzazate, en dan terug naar huis in Marrakesh.
Ouarzazate is een stad die op de groei is gebouwd. Een hele tijd geleden zijn er films gedraaid, en in het wat recentere verleden moeten ze het hier herontdekt hebben, en nu gaan ze ervan uit dat het binnenkort helemaal gaat boomen, Hollywood-in-de-steenwoestijn.
En dus hebben ze de stad alvast op voorhand uitgebreid, nog voor er mensen komen wonen.
Grote boulevards, moderne ronde punten, brede geasfalteerde straten met verse palmen aan weerszijden en art nouveau-aandoende straatverlichting. Gelijk een puzzel ook: overal verkavelingen, hier en daar eens een ingevulde kabel, maar vooral veel wegen en lampen. En watervoorzieningen en elektriciteit, klaar voor als de filmstudio’s zo uitgebreid zullen zijn dat er een miljoenenstad zal zijn, met grote villawijken errond.
Het doet surrealistischer aan dan om het even welke filmset: embryonale wijk na embryonale wijk, alleen straten en nutsaansluitingen in een woestijn van steen en poeder, kilometers uit het huidige centrum weg, met netjes Simcitygewijs op borden aangeduid waar er handelszones zullen komen, waar huizen, waar parken.
Iets dichter bij het centrum: de buitenwijken, alvast in appartementsgebouwen getrokken. In het centrum zelf: een modern-achtige stad. En voorbij het centrum van Ouarzazate: groene velden, van boeren die alsnog weigeren om hun voorouderlijk stuk land te verkopen. Een kwestie van trots, bij de Berbers.
Maar ‘t is onvermijdelijk, zei de gids gelaten: het gaat allemaal weg. En hij zuchtte eens diep.
Het hotel waar we in sliepen had met Berbers alleen de naam gemeen: Berber Palace. In naam vijf sterren en dus het beste van het beste, maar als dat vijf sterren is, dan is de Club Med op één been tien sterren. Het eten: variaties op verslegen Westerse kantinevoeding, koud. De kamers: enorme suites (een living, een badkamer met lavabo-bad-bidet, een enorme slaapkamer, een toilet, twee televisies, een terras), een comfortabel dubbel bed, maar: de verwarming/airco is onontcijferbaar zonder handleiding, in de living is er maar één peertje van schat ik 15 watt, de onderkant van de lavabo hangt aan elkaar van de plaaster, de douche lekt, de afsluiting van het bad ziet er geroest uit en doet haar werk niet echt, er zit schimmel tussen de voegen in de badkamer, de wc-rolhouder is gammel en vuil, enfin bon.
The least said the better. (En ja, ik wéét dat we in Afrika zijn en dat we geen onredelijke verwachtingen mogen hebben, maar met de prijzen die ze hanteren, en als ze zéggen dat ze vijf sterren zijn…)
De steenwoestijn is indrukwekkend. Van dicht ziet het eruit als een braakliggend terrein, maar dan wel zo ver als het oog kan zien.
Iets verder staan er dan rotsformaties — geen foto’s die de grootsheid kunnen uitdrukken als er geen mensen bij staan als aanknopingspunt: het zou er maar uitzien als een macro-opname van een zandbak of een braakliggend terrein.
Er zijn geen aanknopingspunten voor de schaal op foto’s, en de kleuren: ik weet ook niet of het objectief te omschrijven is. Zeggen dat een rots groen is, of er een foto van tonen, is één ding, maar zien dat het landschap plots allemaal tinten van groen wordt, dat er een soort kilometerslange wig van groen gesteente aan de oppervlakte komt, dat is nog iets helemaal anders.
Met Google Maps geeft het misschien al een idee, maar in het echt is het écht iets anders:
De oase van Fint is ook al zoiets: dorre steenwoestijn zonder wat dan ook zo ver het oog rijkt, en dan plots een gat in de horizon, en in de verre diepte een oase met stromend water en velden en een dorp en alles.
We zijn bij een Echte Berber in zijn huis gaan kijken en thee gaan drinken (nu ja: ‘t zal wellicht wel een echte Berber geweest zijn, maar zijn huis zag er verdacht afgelekt uit, alsof er niet echt in gewoond werd, hijzelf had een modieuze jeans aan onder zijn djellaba, en zag er eerder uit alsof hij net van laptop weggelopen was om snel even thee te zetten voor de toeristen).
De broodoven daarentegen zag er wél gebruikt uit, dus wie weet…
Van daar terug naar Ouarzazate, en nog eens zo’n Kasbah gaan bekijken. Een doolhof van huizen en kamers, niet echt spectaculair individueel gezien, maar in zijn totaliteit had het wel iets.
We hadden negatief goesting om in het vijfsterrenhotel (denk er van die luchtaanhalingstekens bij) middag te gaan eten: nog eens een koude pap van groenten en koude brochette van bordkarting, neen bedankt.
De gids gevraagd of we ergens anders konden eten, ergens waar we buiten konden zitten, iets dat hij zelf lekker zou vinden, het hoeft absoluut niet toeristisch te zijn. Hij vroeg of we zin hadden in iets, ik zei dat hij zelf iets mocht kiezen, hij stelde een ding voor waar we zelf het vlees konden kiezen, en dat dan klaargemaakt zou worden voor onze ogen.
Ik had een visioen van Lawrence of Arabia, nobele toearegs die een feestgelag in de koelte van een oase zouden bereiden: het bleek niet echt dat te zijn.
Maar wél authentiek, op een manier dat zelfs de Echte Berber van gisteren het eigenlijk niet echt was: een wegrestaurant in de bergen, van het genre waar ook Marokkaanse truckchauffeurs halt houden. Aan weerszijden van de straat waren er etablissementen met aan de ene kant een uitstalling vol vlees, en aan de andere kant een soort rudimentaire barbecue.
We hebben gegrild lamsvlees besteld, en rundertajine. Niets geen borden of zo: ‘t was zoals de echte Berbers te doen, met de handen te eten. Rudimentair, nul verfijning, het gegrilde vlees as halfrauw en halfverkoold, maar toch: uitstekend gegeten. En ik was alvast machtig content dat we niet in dat ellendig hotel zijn blijven eten.
En dan weer gezwind aangezet, de bergen weer door. Het leek in het komen veel langer dan nu, maar ik heb nog meer gelet op de dozijnen verschillende landschappen: in-druk-wekkend.
Een forte pitstop bij een vrouwencoöperatieve om een halve liter Arganolie te kopen, en in Marrakesh langs een joodse kruidenier slash apotheker gepasseerd om kruiden te kopen, en hop, we waren terug in de Club Med.
Een korte pitstop
Zaligheid! Het eten vanavond was bijzonder zeer lekker. Zeetong gegeten, en gebakken foie gras, en scampi, en gevulde appels en gevulde peren, en aaargh!
Morgen deze tijd zitten ik al een paar uur in mijn trekzetel. Irreëel, vind ik dat.