Willy Vandersteen (tekst) – Robert Vandersteen, Karel Verschuere en Edouard De Rop (beeld).
De Standaard Uitgeverij, 1959, 34 blz.

Ik dacht: De Rode Ridder bevindt zich in de buurt van Kortrijk en besluit mee te vechten met de Vlamingen tegen de Fransozen. Met zijn zware maliënkolder en zijn paard blijft hij helaas steken in de modder. Hij vindt er wel een paar nieuwe sporen, nog een geluk bij een ongeluk.

Het was: De Rode Ridder komt drie knapen tegen die ridder willen worden. Het ziet er lang naar uit dat geen van de drie er klaar voor is, maar na een aanval van een roversbende op een versterkte boerderij zijn twee van de drie dood en hebben ze allemaal hun gouden riddersporen verdiend.

In de opener komen we meet te weten over Johan: hij is geen ridder van adel, maar hij mag zich als gewone krijgsman wel ridder noemen, omdat hij trouw gezworen heeft aan kerk en koning, en de zwakken en verdrukten beschermt.

In zijn omzwervingen komt hij drie schildknapen tegen: Kurt, niet van adel, en Erik en Erwin, wel van adel. Johan, altijd goed voor een grap, besluit ze op de proef te stellen en doet alsof hij ze aanvalt.

Kurt en Erik reageren alert, Erwin vlucht weg, maar bon, ze zijn nog jong en ze kunnen nog leren. Ze blijken op weg te zijn naar de Reigerhoeve om de uitrusting van hun meesters naar een toernooi te brengen.

Na een ontmoeting met een grimmig uitziende ridder — zijn toon stond Johan niet aan, en dus heeft hij hem maar verslagen in een duel (en daarbij een lans die niet van hem was vermassakrerend, ’t is proper) — is het paard van Johan gewond, en besluit hij de drie jongens te vergezellen naar de Reigerhoeve.

Veerle, de dochter van hereboer Wulf, ziet dat wel zitten, drie jonge gasten:

De drie jongens hebben de charmes van Veerle al meteen in de mot, en Johan ziet een kans om de wedijver van de knapen te gebruiken: hij zal ze wat lessen geven in ridder-zijn, in de redenering dat de drie nog meer hun best zullen doen als ze weten dat Veerle alles ziet.

Volgen lessen in stokschermen, zwaardvechten, boogschieten, worstelen, wapenonderhoud en algemeen ridderschap (“een toekomstig ridder slaat geen gevallen vijand”, dat soort romantische nonsens).

Een paar dagen later blijkt dat er een roversbende in de buurt is: de hoeve wordt bespied, en een hoeve wat verder wordt overvallen en in brand gestoken. Erwin blijft getuigen van lafheid: als Kurt overvallen wordt terwijl hij de wacht houdt, is Erwin aan de grond genageld van angst. En Erik voelt zich eigenlijk te goed voor al wat van lagere afkomst is, enfin, ’t is allemaal niet zo ridderlijk.

Als de roversbende van Baldur dichterbij komt, treft de Reigerhoeve alle mogelijke voorbereidselen, maar de twee schildknapen van adel zijn er vanonder: de een omdat hij bang is, de andere omdat hij niet voor boerenkinkels wil vechten.

Als Wulf ziet dat zijn dochter nog in de hoeve is, stuurt hij ze meteen mee met de vrouwen en kinderen die in veiligheid gebracht werden, maar o wee: Baldur en zijn trawanten waren al in de buurt en ze overvallen Veerle en haar dienstmaagd!

Gelukkig zijn Erik en Erwin nog in de buurt! Erik vergeet zijn hovaardigheid als hij Veerle hoort gillen! Hij houdt twee ruiters van Baldur tegen! Maar Baldur heeft Veerle! O nee!

Het wanhopig gegil van Veerle doet ook Erwin zijn angst overwinnen. Met de moed der wanhoop stort hij zich op Baldur! Hij waagt zijn leven! De meisjes ontsnappen, maar Erwin is ernstig verwond.

Het beleg van de hoeve begint: aanval van Baldur, stevig verdedigingswerk onder leiding van Johan en Wulf. De eerste dag eindigt onbeslist: de verdedigers kunnen geen uitval wagen, de aanvallers kunnen niet voorbij de muren.

De volgende dag houdt Baldur de verdedigers bezig op de wallen, terwijl hij een stormram bouwt om de deur in te beuken. Wulf wordt van de wallen getrokken! Erik vergeet dat het maar een “boerenkinkel” is, en springt erachter! Hij houdt de vijand af! Wulf kan gered worden!

De avond van de tweede dag druipt Baldur weer af. Johan en Kurt vinden Erik, stervend, buiten de wallen.

Ondanks de zware verliezen en de bedenkingen van zijn mannen, weigert Baldur het op te geven. De hele nacht bestoken ze de hoeven met vuurpijlen, en de ochtend erop beuken ze de poort in!

Kurt is de eerste die het ziet! Hij waagt zich bovenop de wallen, in volle vuurlinie, met een pot kokende pek! Hij is getroffen! En nog! Doorzeefd met pijlen, met zijn laatste krachten, stort hij de dodelijke vracht op de aanvallers!

Dat is wat Johan nodig had: hij doet een uitval en slaat de vijand terug! Hij hakt zich een weg tot Baldur!

Die is geen partij voor de Rode Ridder: Baldur bekoopt het met zijn leven, de vijand vlucht in paniek, de Reigershoeve is gered.

De schildknapen hebben alledrie gouden sporen verdiend: Erwin weigert ze te aanvaarden. Hij hangt die van Erik en Kurt aan de kruisen op hun graf, en zweert terug te komen eens hij de sporen waardig kan dragen.

En Johan trekt op weg naar een nieuw avontuur.

*
*      *

Opnieuw een verhaal dat ik zó zou kunnen verfilmd zien, en opnieuw een aangename verrassing: ik werd er zowaar door ontroerd.

Johan blijft een mysterie, maar we weten toch al iets meer van wat hem drijft. Hij heeft zwerversbloed in de aderen, en is doordrongen van een soort ridderschap dat in die periode wellicht niet echt meer bestond. Ik schat het ergens laat in de hoge middeleeuwen, dertiende eeuw of zo, ondanks de 16de-eeuwse morion die Baldur draagt.



Reacties

3 reacties op “De Rode Ridder #002: De Gouden Sporen”

  1. Vandersteen kon goeie verhalen maken… De eerste strips van de Rode Ridder, Suske en Wiske, en ook bvb Robert en Bertrand, heb ik altijd stukken beter gevonden dan de latere. Er zijn hier nog personages die sterven, begot. Nog niet zo Amerikaans ‘eind goed, al goed’. Toen ik als kind ‘Het testament’ las en Koning Arthur sterft op het slagveld, was ik daar van aangedaan en heb ik die strip een tijdje niet meer herlezen…

  2. Ook ik vind de oudere strips van Vandersteen beter. Ze waren ook langer, ik bedoel er zaten meer pagina’s in. Hierdoor kon het verhaal ook wat langer gemaakt worden. Ik vond de oudere strips ook spannender, of ligt dat aan mij ?

  3. Ik kende juist alleen zijn strips van Suske en Wiske. Zijn ander werk interesseert mij, ik ga het zeker eens checken!