Beeld u in wat dat was, in de tijd voor het internet, muziek ontdekken in het land van de BRT 2 Top 30.
Dat was, in mijn geval, de platenbakken van mijn ouders doorgraven en niet weten wat ik zou horen.
Time Out zag er fantastisch wijs uit aan de voorkant, maar het was de achterkant die mij nog meer aansprak: vol kleine lettertjes. Elk nummer een paragraaf, maar de intro bleef het meest hangen in mijn elf-of-zo-jarig hoofd: als een marsmannetje op bezoek zou komen op Aarde, hij zou misschien wel naar tienduizend jazznummers moeten luisteren eer hij er eentje tegenkwam dat niet in 4/4 was.
Er zijn een aantal grote systemen in de muziek, hoorde ik later ergens. Twee ervan zijn onze Westerse “klassieke” muziek die zo ongeveer uniek is in zijn vatten van zowat alles in formele notatie, en Afrikaanse muziek die als voornaamste element het ritme heeft.
Jazz had zich bevrijd uit oude vormgewoontes, maar zat voor het overgrootste deel nog vast in een-twee, links-rechts, zei de achterkant van de plaat. En dan was er Brubeck, die experimenteerde met de meest exotische ritmes — de oude formalismen gecombineerd met de vrijheid van improvisatie en de vaak complexe hartslag van Afrika.
De naald op de plaat gezet, en dan kwam dit uit de luidsprekers:
Blue Rondo à la Turk doet wat de titel zegt: een klassiek rondo, het ritme van een Turkse volksmelodie, en blues/jazz.
Ik begreep niets van de theorie. Nu begrijp ik er iets meer van, maar op dezelfde manier als ik kan schaken of bridge spelen: ik ken de termen, maar ik doe het niet.
Maar kijk: het maakt allemaal niets uit. De liner notes hebben me misschien de plaat doen opzetten — het is de magie die blijft.
Merci Dave.