Een jaar na het toernooi van Ashford, en alsof het nog niet erg genoeg was met dramatische gebeurtenissen: in de lente van 209 sterven vele tienduizenden in Westeros aan een epidemie. The Great Spring Sickness kijkt niet naar rang of stand: in King’s Landing sterft bijna de helft van de bevolking. Koning Daeron de Goede moet eraan geloven, en ook Valarr en Matarys, de zonen van zijn oudste zoon en zijn onmiddellijke erfgenamen.

De troon gaat naar Daeron’s tweede, Aeris I, een boekenwurm zonder kinderen. De derde zoon, Rhaegal, heeft een zwak gestel en wordt verondersteld krankzinnig te zijn, en de vierde zoon, Maekar, heeft zich na Ashford mokkend teruggetrokken in zijn kasteel.

Tegen die (verre) achtergrond zwerven Dunk en Egg door het land. In het begin van The Sworn Sword zijn ze tijdelijk in dienst bij Ser Eustace Osgrey, een verbitterde oude man die vroeger heer was van de wijde omgeving, maar nu alleen nog een armetierig kasteel over heeft een een klein lapje grond.

Een lapje grond, dat dan ook nog eens helemaal verdroogd raakt, omdat er geen regen komt en de rivier blijkt ingedamd te zijn.

Bij een verkenning verwondt ene Ser Bennis the Brown, ook in dienst bij Osgrey, een horige van het kasteel van de buren, en hoe verarmd ook, Osgrey beseft dat zoiets niet kan. Hij stuurt Dunk en Egg op het kasteel af om te gaan onderhandelen met de Rode Weduwe, de kasteeldame die al vier echtgenoten heeft achter zich gelaten, en waarvan gezegd wordt dat het een gifmengster is en een tovenares.

Nogmaals een fijn verhaal, en nogmaals: bijna even wijs om lezen voor het verhaal als voor de achtergrond. Behalve de omstandigheden van het moment (de erfopvolging van Daerys II), komen we meer te weten over de Blackfyre Rebellion, en dat lijkt in A Song of Ice and Fire ook alsmaar belangrijker te worden.

Waar het in het kort op neerkomt, is dat de vader van Daeron II, Aegon IV (the Unworthy) in zijn leven stapels (en stapels en stapels en stapels) bastaarden heeft gemaakt. Geen probleem, hoor ik u zeggen, dat heeft Robert Baratheon ook gedaan, toch?

Ha, wel, het probleem is tweeërlei: om te beginnen was Aegon er absoluut niet discreet over en deed hij het met alles en iedereen, ook met vrouwen van adel, en ging hij zelfs zo ver om aan één van zijn bastaarden Blackfyre te geven, het voorouderlijke zwaard van de Targaryens te geven. En nog veel erger: op zijn doodsbed heeft hij — dat is het prerogatief van een koning — zijn bastaarden wettelijk verklaard.

Niet alleen die ene die hij Blackfyre gegeven had en die zich nu Daemon Blackfyre noemde en die daarmee meteen tweede in lijn voor de troon werd, maar allemaal. Zucht.

En vandaar Blackfyre Rebellion, en honderd jaar (ja, mogelijks tot aan en voorbij Game of Thrones) Blackfyre-pretendenten voor de troon, die blijven vasthouden aan Daemon Blackfyre als enige legitieme erfgenaam van Aegon IV in plaats van Daeron II. (De redenering is een mengeling van “waarom zou Aegon anders het zwaard aan Daemon gegeven hebben, als het niet was om zijn intenties duidelijk te maken” en “Daeron was eigenlijk geen zoon van Aegon, maar wel van een affaire tussen Aegon’s vrouw en Aemon, de broer van Aegon”).

Euh ja. ‘t Wordt redelijk geeky, ja. Maar het heeft allemaal zijn relevantie!

Opnieuw para-legaal gelezen, vrees ik. Het verhaal is oorspronkelijk verschenen in Legends II: New Short Novels by the Masters of Modern Fantasy, dat ik gekocht heb, dat in mijn bibliotheek staat en dat ik –weet ik heel zeker– graag gelezen heb, maar opnieuw: ik herinner het mij niet. En ik herinner me uit Legends II bijvoorbeeld wel Neil Gaiman’s Monarch of the Glen, en het verhaal van Robin Hobb, en Raymond E Feist.

Dus misschien wel ja: zelfs al is het een fijn verhaal om te lezen, en al zou het in principe op zichzelf kunnen staan, vrees ik dat het een beetje te hoog van informatiedichtheid is voor mensen die helemaal niets van Ice & Fire (willen) weten.

[van op Boeggn]