Kim Stanley Robinson
Orbit, 2017, 624 blz.
We zijn in 2140 en in New York er zijn ondertussen al twee grote wereldwijde vloedgolven geweest wegens poolijs op de boden van de oceaan dat te zwak was geworden om het poolijs erboven overeind te houden, waardoor het twee keer was alsof er een immense dam brak, en het water over de hele aarde een paar meter naar boven ging.
Er is een beetje technologische evolutie, vooral in materialen heb ik de indruk, want op een paar superhoge wolkenkrabbers na ziet alles er zeer vertrouwd uit. Behalve dat de zee 15 meter hoger komt, en dus New York een nieuw soort Venetië geworden is. De rest van de wereld? Geen idee, Kim Stanley Robinson spreekt er niet zo enorm veel over. Ik heb de indruk dat Londen achter een soort ingewikkeld polder-en-dijken-systeem zit, en ik herinner me dat Amsterdam gewoon een de wereld ronddrijvend eiland was geworden, maar dat zal het zo ongeveer zijn.
New Yorkers zijn dan ook mensen die (soms niet zonder goede reden) denken ze in de navel van de wereld wonen — deze cartoon wordt zelfs expliciet vermeld:
Zucht. Dit is zo’n boek waar ik me heb door moeten worstelen. Waar ik enorm hard heb getwijfeld om er ergens in het midden mee op te houden, wegens nog maar eens een hoofdstuk waar een totaal niet van de andere personages te onderscheiden personage een beetje rondloopt, iets doet dat niet veel nut of interesse heeft, en dan terugkeert.
Er is iets met twee gasten die ontvoerd worden, en iets met een politieagent, en iets met een man die op de beurs dingen doet, en iets met een super die de voorzitter van de Fed als ex heeft, en iets met een dame die graag al eens naakt het 22ste-eeuwse equivalent van natuurfilms op YouTube doet, vanuit haar zeppelin. En al die personages draaien rond de MetLife Building, één van de grote gebouwen die nog rechtstaan in de getijdenzone.
En als er ergens een punt te maken is, zorgt Robinson er wel voor dat het met een voorhamer duidelijk gemaakt wordt. Er is, godbetert, zelfs een pseudo-intellectualistisch ‘personage’ dat om de zoveel hoofdstukken stream of consciousnessgewijs gewoon niet anders dan expositie doet. Eén eindeloze moraliserende monoloog, die ongetwijfeld ‘interessant’ is en zo, maar die (zoals hij toegegeven zelf zegt) even goed overgeslagen kan worden. Irritant.
Het meandert en het meandert, en dan plots moet de auteur beseft hebben dat hij al aan 500 bladzijden zat, en dan plots springt het maanden (jaren?) naar voor, en zijn alle problemen opgelost en leeft iedereen (in New York toch) in peis en vree in een soort utopische toekomst met genationaliseerde banken en hoera iedereen content.
Geen zin om er nog meer tijd aan te spenderen dan dit.
De reviews zijn bijna unaniem lovend, maar ik vond het geen goed boek.