Welll… wat een reeks gemiste kansen, Brest.
Er schiet zo ongeveer niets over van de historische stad, met dank aan de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog (of beter, met dank aan de Duitsers om er een duikbootbasis te bouwen). Er is, zegt het internet mij, één stukje straat uit de zeventiende eeuw, en de rest is helaselijk beton uit de jaren 1950 en nieuwer.
We hadden het kunnen weten: hét toeristische beeld van de stad is een enorme betonnen boulevard met twee tramlijnen, en dat is het dan.
Maar echt: een betonnen woestenij, veel en veel te groot en te kaal om wat dan ook te zijn. Een mens zou er bomen verwachten: neen, hier en daar wat struiken, en een verloren pot met bloemen in.
In het midden waren op een bepaald moment fonteinen. Ha, verfrissing, denkt een mens. Een speels element, wat interactiviteit? Pech, er staan omheiningen rond, een mens kan er zelfs met geen vinger aan het water komen:
We hadden aan de eigenaars van het huis waarin we slapen, gevraagd wat we in Brest zeker moesten zien, en dat bleek L’Atelier des Capucins te zijn.
Dat dan wel weer: een enorme gereconverteerde fabriek, met allerlei ruimtes, de stadsbibliotheek, winkels en alles. Zeer duidelijk zeer nieuw, en zeer duidelijk dat het immens veel geld moet gekost hebben. Maar wel indrukwekkend.
Daarna zijn we iets gaan eten in het restaurant met de meest gay eigenaar/kok ter wereld — we spreken La cage aux folles-niveau. Goeie toeristen dat we zijn, hebben we ons eten gefotografeerd natuurlijk. Een gebakken camambert en een mengeling van gebakken rundsvlees en foie gras als voorgerest, vis en iets pikants uit Madagascar als hoofdgerecht:
We dachten na de middag het centrum van Brest te doorwandelen, maar dat bleken dus die eindeloze troosteloze betonnen vlaktes te zijn.
Alles is groot, in Brest. Kijk, een groot droogdok:
En kijk, een wijds uitzicht aan dat droogdok:
…maar ‘t is allemaal zo doods.
We hebben dan maar gekeken op het internet om te zien wat we konden doen, en dat bleek Oceanopolis te zijn: het grootste openluchtaquiarium in verre omstreken.
Eum. Tja. Het leek echt wel op de groei gekocht te zijn, Oceanopolis. De infrastructuur was er om tienduizenden bezoekers te ontvangen; het zou mij verbazen als er in totaal een honderdtal aanwezig waren.
En verder: we zijn echt wel verwend als het op zoo en dingen aankomt in België, vrees ik. Het was wel wijs, maar niet echt wow. Otters en zeehonden en pinguïns gezien, en vissen en alles.
Er waren drie grote onderdelen: tropisch, polair en Bretagne. Bretagne was het meest moderne en het meest interessante.
Samenvattend: ne vaut pas vraiment le détour. Of we hebben zeer veel gemist, wat natuurlijk ook kan. 🙂