Ik had hier veel goeds over gehoord. Ik had ook veel twijfels wegens Christopher Paolini, en dat ik ook gehoord had dat Eragon maar slappe kak was (neem Star Wars en gooi er een Tolkien-saus over, vervang X-Wings door draken en zo).

’t Was met echt veel twijfels dat ik er aan begon, ook al omdat het toch wel een kleine 900 bladzijden was, en als dat serieus zou tegensteken, zou ik kwaad worden op mezelf.

Hoofdpersonage van To Sleep in a Sea of Stars is xenobioloog Kira Navárez. Het verhaal speelt zich 250 jaar in de toekomst af, en dat mensen allerlei planeten bezocht hebben dankzij een warp space-achtig iets. Ze zijn welgeteld één teken van intelligent leven tegengekomen (een soort grote radiozender), maar geen enkele intelligente alien. Wel niet-intelligent leven, en dat is één van de redenen van xenobiologen als Kira werk hebben: om bij het koloniseren van nieuwe planeten te zoeken naar mogelijke problemen (in beide richtingen) met eventueel leven.

Tegen het einde van een routinejob ontdekt ze ruïnes, en wordt ze ‘geïnfecteerd’ door iets: heel haar lichaam (op haar gezicht na) is bedekt met een soort tweede huid. En redelijk snel blijkt dat het niet gewoon een kostuum is, maar een levend wezen met een bewustzijn.

Niets echt verrassend, inderdaad. Het boek zit stampvol dingen die we elders al gelezen hadden, met stukken Alien en stukken Event Horizon en een soort kruising van (Dune) Navigators en (The Ship Who Sang) Brainships en allerlei en vanalles. En ontelbaar veel letterlijke verwijzingen naar inspiratie, zucht. Een beetje mag wel, maar zo on the nose is wat overdreven: een planeet die Weyland heet (Weyland-Yutani, get it?), een ship mind die Bishop heet (Lance Henriksen zegt hallo).

Of wat te denken van deze slechterik die een beetje véél lijkt op Cthulhu:

Ctein. The great and mighty Ctein. It basked in the wash of heat from the nearby vent in the ocean floor, and its tendrils and feelers (too numerous to count) waved in gentle accord.

En veel meer cliché-Lovecraftiaans dat dit wordt het ook niet:

Things unseen. Fears that had no name, ancient and alien. Nightmares that revealed themselves only in a sense of wrongness and a twisting of fixed angles…

Maar goed. Het stoort niet écht.

En dat is het boek in het algemeen eigenlijk: het stoort niet. Het is niet echt traag, maar het is zeker ook niet flitsend. Het kabbelt vooruit zonder ooit echt helemaal stil te vallen.

Het enige dat wél anders had gekund: er gebeuren wereldschokkende dingen die het leven van miljarden mensen ingrijpend veranderen, maar de horizon van het boek blijft enorm eng — bijna claustrofobisch. In echte space opera verwacht ik tientallen vertelperspectieven, en een zeker gevel van schaal. Hier is het allemaal derdepersoon Kira en de mensen in haar onmiddellijke omgeving.

Niet slecht hé. Maar ook niet fantastisch goed.

Een