Een oude cover van op het internet wegens te leeg om een foto te nemen van mijn eigen exemplaar.
Er was een discussie over boeken over aliens en iemand zei dat dit een klassieker was, en ik herinnerde mij vaag dat ik dat gelezen had. Ik ging kijken of ik het staan had in de bibliotheek en jazeker. (Uiteraard heb ik het dan digitaal gelezen, ik ben geen barbaar.)
Geschreven in 1974 en hoboy, het is echt wel jaren-1970. Er is één ruimteschip dat sneller dan het licht kan gaan, en mensen hebben één planeet ontdekt waar honderdduizend jaar een beschaving eventjes heeft gebloeid. Drieduizend jaar, om precies te zijn, en dan hopla weg.
Er worden wetenschappers naar de planeet gestuurd om onderzoek te doen, en in het begin van het boek is het net de tweejaarlijkse aflossing van de wacht. Maar misschien is het wel de laatste aflossing, want ook aan boord is een soort karikatuur van een kolonel uit een kolonelsregime, die in naam van de Verenigde Naties komt kijken of er geen gevaar dreigt van het werk dat er gedaan wordt.
Na de landing blijkt al snel dat er inderdaad geen gevaar dreigt, en verdwijnt de kolonel weer. Waardoor het boek geen antagonist meer heeft, en verzandt in eindeloze discussies en expositie.
Uiteindelijk komen ze er achter wat er gebeurd is, en waardoor de hele beschaving op geen tijd helemaal teniet ging.
Het kwam voor de lezer niet als een verrassing. En de ontknoping van het boek ook niet. Het was zeer, zéér jaren-1970, met wat psychedelische uitlopers van de jaren-1960 en wat voorschaduwing van het doemdenken van de jaren-1980. Ik geef het boek twee sterren op vijf, en dat alleen uit nostalgie omdat ik me herinner dat ik het vroeger goed vond. Maar eigenlijk is het dat niet waard.