Wel, dát was onverwacht. Op het einde van het vorige boek was Tarl Cabot vast van plan om de confrontatie aan te gaan met de Priester-Koningen van Gor, om zijn stad en zijn familie terug te eisen — of minstens om voldoening te krijgen slash wraak te nemen op de Prieter-Koningen van Gor, die de Gor ad perpetuum in een hyper-patriarchale middeleeuwse standenmaatschappij blijven houden, en bijvoorbeeld elke persoon die dreigt een technologisch té ver gevorderd iets te gebruiken, ter plaatse neerbliksemen.
Tarl reist naar de heilige berg waar de Priester-Koningen wonen, en waar nog nooit iemand van terugkeerde.
Hij wordt er meteen gevangen genomen, en krijgt een (uiteraard) knappe vrouw toegewezen. Hij vermoedt meteen dat zij hem zal proberen verleiden, en lang verhaal kort: hij trapt er niet in.
Waarna hij tot bij de Priester-Koningen zal worden geleid. ‘t Is te zeggen, tot bij de échte Priester-Koningen, want hij was al een oude man tegengekomen die zei dat hij de enige overgebleven Priester-Koning was.
Tot een paar hoofdstukken ver was dit andermaal een iets meer misogyne kloon van de Barsoom-boeken van Burroughs, maar dan neemt het plots een (vond ik) totaal onverwachte draai. Blijkt dat de Priester-Koningen eigenlijk een soort insectachtige aliens zijn, die communiceren via geur. Die technologisch vér voor zijn op ons maar tegelijkertijd ook enorm behoudsgezind, en onder de grond leven in een enorm soort nest, met een koningin.
Het wordt snel duidelijk dat er een conflict is tussen twee hooggeplaatste Priester-Koningen: Sarm, de Eerstgeborene van het nest, en Misk, de Vijfdegeborene van het nest. De eerste vijf die de koningin op de wereld zet, vormen de Hoge Raad van het nest; dit nest is al zó oud dat er van de vijf alleen nog Sarm en Misk over zijn. Ze zijn allemaal, koningin incluis, stokoud: ze hebben het nog meegemaakt dat de planeet Gor in ons zonnestelsel gebracht werd, en dat is meer dan twee miljoen jaar geleden.
Normaal gezien zou er al lang een nieuwe koningin moeten geweest zijn, een nieuwe bruidsvlucht, en een nieuw of minstens vernieuwd nest, maar daar is Sarm tegen. Sarm wil niet dat de zaken veranderen. Misk wil dat wel, en heeft daar de hulp van Tarl voor nodig.
Dat is dan ook meteen de reden van al wat er gebeurde in de vorige boeken: de reden dat de vader van Tarl naar Gor gebracht werd, dat Tarl zelf terug naar de Aarde ging en uiteindelijk teruggebracht werd naar Gor, de reden dat ze de stad van Tarl hebben vernietigd en zijn inwoners over Gor verspreid — allemaal om Tarl de juiste skills te geven, en hem zo ver te krijgen dat hij naar de Priester-Koningen op zoek zou gaan.
Het is, ik moet dat toegeven, een véél beter boek dan het tweede boek. En dat was eigenlijk ook al beter dan het eerste. John Norman blijft natuurlijk John Norman: enorm veel worldbuilding, enorm veel totaal nodeloze excursussen. Eén voorbeeld: Tarl zit in het nest en leert er onder meer twee mannen kennen die al heel hun leven in het nest zitten en geen flauw idee hebben van hoe de wereld bovengronds er uitziet of hoe sociale interactie met mensen eigenlijk werkt. Ergens pal in het midden van het boek beslist Tarl om de vrouw die hem had proberen verleiden in het begin te redden. Die vrouw, Vika van Treve, is totaal onbetrouwbaar gebleken: ze heeft Tarl al een paar keer verraden.
I smiled to myself for I thought how incredible that I should find myself naturally and without a second thought considering going to the rescue of the worthless, vicious wench, Vika of Treve.
“I thought you hated her,” said Mul-Al-Ka.
“I do,” I said.
“Is it human to act as you do?” inquired Mul-Ba-Ta.
“Yes,” I said, “it is the part of a man to protect a female of the human kind, regardless of who she may be.”
Wat hier boven staat, is wat er had kunnen staan: Tarl gaat, als een echte man, een vrouw redden, zelfs als het een vrouw is die hij haat, omdat hij een echte man is.
Maar dat is niét genoeg voor Norman. Nee, die maakt er dit van:
I smiled to myself for I thought how incredible that I should find myself naturally and without a second thought considering going to the rescue of the worthless, vicious wench, Vika of Treve.
And yet it was not a strange thing, particularly not on Gor, where bravery is highly esteemed and to save a female’s life is in effect to win title to it, for it is the option of a Gorean male to enslave any woman whose life he has saved, a right which is seldom denied even by the citizens of the girl’s city or her family. Indeed, there have been cases in which a girl’s brothers have had her clad as a slave, bound in slave bracelets, and handed over to her rescuer, in order that the honour of the family and her city not be besmirched.
There is, of course, a natural tendency in the rescued female to feel and demonstrate great gratitude to the man who has saved her life, and the Gorean custom is perhaps no more than an institutionalisation of this customary response. There are cases where a free woman in the vicinity of a man she desired has deliberately placed herself in jeopardy. The man then, after having been forced to risk his life, is seldom in a mood to use the girl other than as his slave. I have wondered upon occasion about this practice so different on Gor than on Earth. On my old world when a woman is saved by a man she may, I understand, with propriety bestow upon him a grateful kiss and perhaps, if we may believe the tales in these matters, consider him more seriously because of his action as a possible, eventual companion in wedlock. One of these girls, if rescued on Gor, would probably be dumbfounded at what would happen to her. After her kiss of gratitude which might last a good deal longer than she had anticipated she would find herself forced to kneel and be collared and then, stripped, her wrists confined behind her back in slave bracelets, she would find herself led stumbling away on a slave leash from the field of her champion’s valour. Yes, undoubtedly our Earth girls would find this most surprising. On the other hand the Gorean attitude is that she would be dead were it not for his brave action and thus it is his right, now that he has won her life, to make her live it for him precisely as she pleases, which is usually, it must unfortunately be noted, as his slave girl, for the privileges of a Free Companionship are never bestowed lightly. Also of course a Free Companionship might be refused, in all Gorean right, by the girl, and thus a warrior can hardly be blamed, after risking his life, for not wanting to risk losing the precious prize which he has just, at great peril to himself, succeeded in winning. The Gorean man, as a man, cheerfully and dutifully attends to the rescuing of his female in distress, but as a Gorean, as a true Gorean, he feels, perhaps justifiably and being somewhat less or more romantic than ourselves, that he should have something more for his pains than her kiss of gratitude and so, in typical Gorean fashion, puts his chain on the wench, claiming both her and her body as his payment.
“I thought you hated her,” said Mul-Al-Ka.
“I do,” I said.
“Is it human to act as you do?” inquired Mul-Ba-Ta.
“Yes,” I said, “it is the part of a man to protect a female of the human kind, regardless of who she may be.”
Ach ach ach. 🙂
Ik kan me niet meteen inbeelden wat er nog méér wereldschokkend kan gebeuren dan in dit boek, in de reeks, maar hey, ik blijf dapper verder lezen.