De titel zegt het helemaal: Colin Dickey loodst ons langs een hele menagerie aan onverklaarde zaken. Hij begint met verzonken continenten en regens van vlees, stapt over naar zeemonsters en verschrikkelijke sneeuwmannen en bigfoots, en dan naar vliegende schotels en aliens, om te besluiten met de sobere vaststelling dat het er op lijkt dat we een intense periode van “onverklaarde zaken” hebben meegemaakt, maar dat die langzaam begint weg te ebben.
Dat er onverklaarde dingen waren, die dan snel sceptici aantrokken, en dan true believers, en dan copycats, en dat uiteindelijk het onverklaarbare bedolven raakte onder een dikke laag nonsens — “cranks” — die de verwondering en de ongebreidelde mogelijkheden vastpinden als een vlinder in een museum: “dit is de enig mogelijke verklaring”. Zoals Von Däniken, voor wie alles van de piramides tot de Nazca-lijnen door buitenaardse astronauten gemaakt waren.
Ik heb heel (héél) veel van de nonsens gelezen en gezien waar over gesproken werd in het The Unidentified, van Blavatsky tot Ancient Aliens, en ik heb veel nieuwe dingen geleerd. Het was fijn om theosofie zijn rechtmatige plaats in de wereldgeschiedenis te zien innemen, het was even fijn om te weten te komen dat het monster van Loch Ness letterlijk bewezen uitgevonden is door een paar man.
Dit had uiteraard een veel langer boek kunnen geweest zijn, en het had ook uitgebreider kunnen zijn. Maar dan was het wellicht meer een wetenschappelijk werk geweest dan wat het nu is: een mens die ons langs een boeiende steekkaart van de highlights van het onverklaarbare in de 20ste eeuw leidt.
Zeer snel uit te lezen, trouwens.