Joan Münninghof, geboren in Nederland, maakt in het begin van De stamhouder de 20ste eeuw zijn fortuin in Letland. Zijn onmetelijk groot fortuin. Hij trouwt er met een Baltische Duits-Russische gravin en beweegt er in de allerhoogste kringen. Zijn zoon Frans wordt naar Nederland gestuurd om “meer Nederlands” te worden, maar haat het daar. Hij voelt zich meer Russisch-Duits en Baltisch dan Nederlands.
Hij blijft drie keer zitten op het Nederlandse jezuïetencollege waar hij naartoe gestuurd werd, wordt even naar Engeland gestuurd waar hij kennis maakt met één van de vele vrienden van zijn vader, Joseph Kennedy, en zijn zoons Robert en John, keert ook daar gedegoûteerd van terug, leert op zijn zomervakanties in Letland Wera kennen. Zij is de dochter van een Russische moeder die van Moskou naar Riga was geëmigreerd en een Duits-Baltische ingenieur.
Als de Tweede Wereldoorlog begint slaagt de familie er in om net op tijd Letland te verlaten en zich in Nederland te vestigen, waar de oude Münninghof meteen verder gaat met geld verdienen, ook tijdens de oorlog. Zijn immense netwerk –niet in het minst via de katholieke kerk– zorgt ervoor dat hij buiten schot blijft van zowel de Duitsers tijdens als de geallieerden na de oorlog.
Frans was zó kwaad op zijn vader en zo anti-Nederlands (en anti-Bolsjeviek) dat hij zich zo snel als mogelijk heeft ingelijfd bij de Waffen-SS. Hij spendeert drie jaar aan het Oostfront, trouwt met Wera, en heeft na de oorlog de grootste moeite om zijn verleden af te schudden. Tot zijn vader zijn netwerkspieren laat rollen.
Zelfs de outline van het begin van het verhaal klinkt ongeloofwaardig, maar het is geen fictie. Frans is de vader van de auteur, Alexander Münninghof, die de stamhouder van de titel: hij is de erfgenaam van de familienaam, de enige die ervoor kan zorgen dat de familienaam niet verdwijnt. Hij is ook een journalist, en schrijft dit boek op het einde van zijn leven. Het is dan ook een bijzonder journalistieke, nooit sentimentele maar enorm boeiende vertelling vol mededogen, van uiteindelijk vier generaties complexe geschiedenis.
Frans (of Franz, zoals hij het zelf schrijft) is het triestige hoofdpersonage, laverend tussen totale incompetentie, ongelooflijke naïviteit, immense arrogantie en voortdurend minderwaardigheidsgevoel. Die links en rechts levens verwoest, tot hij op het einde van zijn leven zélf verwoest wordt. En uiteindelijk is alles terug te brengen op zijn vader, de Oude Heer, die onverbiddelijk mensenlevens kneedde — waar generaties ver nog de gevolgen van te voelen waren.
Ik heb het boek aan meer dan honderd pagina’s per uur in één ruk uitgelezen, en ik was na afloop sprakeloos. Totale waanzin, en niet alleen het menselijk wrakhout dat aan de lopende band gecreëerd wordt, maar ook de manier waarop geld en macht werken.
Zeer aangeraden.