Ik had mij dit jaar voorgenomen niets bij te planten in den hof, en te zien wat en hoe er groeit, en daar dan verder mee te doen.
Dit jaar niets planten, wou ook zeggen: geen tomaten en geen pepers. Dat was buiten de tomaten van vorig jaar gerekend, die zichzelf hadden uitgezaaid. Ik ben er af gebleven — geen stok gegeven, niet opgebonden, geen dieven uitgenepen of niets. Resultaat: één enorme tomatenplant met hier en daar kleine en wat grotere tomaten. En niets dat rijp was. Ik denk dat het één van de grote variëteiten was, want er stonden een aantal toch redelijk omvangrijke maar wel totaal harde en groene vruchten op.
Die nooitvanzeleven nog rood zouden worden, natuurlijk, in dit weer. En die ook helaas allemaal aangevreten waren door slakken:
Het zou nooit goedkomen (en ja, ik weet dat dat ongetwijfeld is omdat ik niets gedaan heb en dat de dieven met alle energie zijn gaan lopen), dus heb ik het maar allemaal uitgetrokken. Ik had er geen zicht op, maar het bleek inderdaad één enkele plan te zijn. Kijk, voor en na:
Aan de andere kant van den hof had een massieve karmozijnbes zichzelf uitgezaaid. Ik heb het ding laten staan, gewoon omdat ik het zo decoratief vond. Jaja, en zeer giftig, en vreselijke vuiligheid, maar ik houd er een oog op en ik ben content dat er heel het jaar door slakken van eten die dan hopelijk wegens de giftigheid een langzame en pijnlijke dood sterven. Serieus, zelfs nu de bessen bijna allemaal rot en/of opgevreten zijn, zit het nog vol slakken, zelfs bijna twee meter in de hoogte:
Ik heb de stam afgeknipt vóór hij in zou stuiken, later in de winter. Dat klaarde de andere kant van den hof een eind op. Ik heb meteen ook de stukken klimop die dreigden naar het afdak van de gebuur te groeien weggesmurft — geen enkel probleem met klimop tegen onze slechte muur, maar klimop die tien meter hoog en in de daken van de huizen naast ons zit: neen bedankt niet meer alstublieft. Voor en na:
De kruiptijm heeft het hier en daar min of meer overleefd, maar ik voorzie dat het na de winter weer diepe miserie zal zijn. Er staat naast de kruiptijm allerlei ander groen (en donkergroen en roodachtig bruin) tussen de stenen — mos, levermos, klaverzuring, zelfs gewone tijm — en ik kan daar helemaal mee leven.
Ik trek wel consequent alles dat grasachtig is uit, en ik probeer de viltige basterdwederik niet in zaad te laten komen, en als de gele helmbloem zich te ver uitzaait, trek ik die ook uit, en ook en vooral stinkende gouwe kan ik met hele handenvol uittrekken. Oh, en de hoge fijnstraal heb ik één keer laten doen wat die wou, maar volgend jaar gaat alles wat erop lijkt, onverbiddelijk meteen weg.
Qua mos op de stenen is het ook helemaal in orde aan het komen. Wat niet de bedoeling was, maar wat ik wel zeer hard apprecieer (Sandra veel minder), is dat er tussen de stenen van het plankier allemaal mos groeit. Niet echt op de stenen, al hebben ze soms een beetje een groene schijn, maar in de fijne voegen ertussen. En wat wél altijd al de bedoelding was, was om de tufsteen zo snel mogelijk helemaal bedekt te zien in groen mos. Great succes!
Er staat hierboven wel een naakte slak, en er zitten natuurlijk overal naakte slakken in den hof, maar ik heb het gevoel dat het eigenlijk niet zo erg is. Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat ik dit jaar niets had staan waar ik kwaad van zou worden als het opgevreten werd, maar misschien heeft er ook mee te maken dat er min of meer wat ecologisch evenwicht aan het groeien is.
Wél nog tienduizend segrijnslakken — ‘s avonds van of naar het achterhuis lopen is gegarandeerd een stuk of vijf van die beesten verpletteren. En overal onder eieren van die beesten:
Verder is het nu zeer zeer stil in den hof qua beesten. Veel spinnen — kruisspinnen tegen de zijkanten en tussen de planten, venstersectorspinnen tegen de vensters. Pissebedden en miljoenpoten en duizendpoten onder de stenen en de potten. Weinig of geen springstaarten te zien.
En volgend jaar? Ik weet het eigenlijk nog niet. Ik moet eens nadenken. Ik probeer mijn best te doen om de tijm en de salie en de lavendel tegen te houden van opgevreten te worden door rozemarijngoudhaantjes, en om ze in een vorm te krijgen die beter is dan wat ze nu zijn. Er gaat eens moeten gekeken worden naar wat er gebeurt met de rest van de kruiden — die bieslook groeit maar en we doen er eigenlijk niets mee, de appelmunt staat in een pot maar zou eigenlijk beter moeten verzorgd worden.
Zien ook of de bomen in den hof het overleven: twee verschillende wilgen in een pot, twee vlinderstruiken in een pot, en een vorig jaar helaas driekwart-in-de-grond-beschimmelde acer palmatum. De roos snoeien. De witteregen snoeien en hopen dat er ooit nog eens bloemen op komen. Niet vergeten al wat voeding nodig heeft, voeding te geven. Kijken hoe dat zit met bomen in een pot.
Urgh, veel werk.