Duizend jaar geleden, of misschien was het wel 35 jaar geleden, was er een fijn programmaatje dat Babble heette.

Dat had een aantal teksten in zich zitten, en met wat sliders kon een mens dan zeggen hoe die gemengd moesten worden om een nieuwe tekst te maken. Verre van artificiële intelligentie natuurlijk: gewoon gepruts met Markovketens. Tekst wordt ingelezen, er wordt één lange lijst van woorden van gemaakt, en dan wordt er een woordenboek van n-grammen gemaakt om te zien welke woorden meestal volgen op welke andere woorden — pak dat de tekst “Dit is een test, allo allo” zou zijn, dan zou dat woordenboek iets zijn als

  • (“Dit”, “is”): “een”
  • (“is”, “een”): “test”
  • (“een”, “test”): “allo”
  • (“test”, “allo”): “allo”

Dan is het gewoon een zaak van te beginnen met een n-gram, en te zoeken naar een plausibel volgend woord, en dan daarmee weer op zoek te gaan naar nog een volgend woord, enzoverder.

Hopladiejee, rap eens maken zie. Waarom? Ah zomaar.

Dat geeft, als ik als input Simon Carmiggelts boekje “Vogeltjes” uit 1974 neem:

Onderaan had iemand met een bruin soort inkt de naam Leenders op een rij puntjes geschreven. “Kamer dertien, tweede etage,” zei de portier. Berustend in het feit dat ik de kleur van zijn kijkers nooit zou kennen, besteeg ik wat trappen en liep door lange, droevige gangen, beschilderd met zo’n ondefinieerbare rijkskleur, die aan de uitwerpselen van een hagedis doet denken. Op een donkere deur had iemand aan het begin ‘s nachts een paar maal geschreeuwd, dat neemt ze me natuurlijk kwalijk: ‘Wijf, leg je kop neer en snork, dat doen ik ook’.

Het cahier dat ik mocht inzien bevat twee verhalen: ‘Een lumbale punctie’ en ‘Zondag’. Ze zijn lang niet zo gaaf van vorm als het grotendeels voor de oorlog geschreven werk dat haar naam in de literatuur vestigde, maar er staan toch wel erg mooie zinnen en observaties in. Natuurlijk moest het Mary Dorna gebeuren dat haar ‘lumbale punctie’ werd verricht op een dag toen het vertrek waar deze onaangename ingreep plaatsvond, in verband met iets feestelijks was gepavoiseerd met bloemen en slingers. De zusters, die haar stevig omklemd hielden, keken glimlachend, wetend en oneindig barbaars. Ik werd wel niet met teer ingesmeerd en met veren versierd, maar hetgeen volgde zal in elk geval meer pijn hebben gedaan dan teer en veren. Toen het voorbij was merkte ik dat er tranen langs mijn wangen liepen en honger had ik ook nog.

Of nog:

Vorige week woensdag ging ‘s middags de telefoon. Ik nam de hoorn op en riep mijn naam. Aan de andere kant klonk enige tijd gekraak. Toen sprak een heldere jongensstem: “O ja, meneer. Die jongen, die u net heeft opgebeld, hé…” Sprak ik nu met de leider? “Ja, wat is daar mee?” “Hij weet niet of hij eronder leed. Het schoonheidsideaal is erg veranderd sinds mijn jeugd. Hij stond vlak naast mij in de eivolle bus, die over de dijk reed, en hij wierp schichtige blikken de wereld in. Langs allerlei nodeloze omwegen kwamen die blikken zonder uitzondering te land bij een blond meisje dat, op een bankje naast het onze. Een van hen ving mijn blik met koele ogen en vroeg opeens: “You hate Americans?” “No,” zei ik. Hij wendde zijn hoofd af. Het meisje bleef even staan bij de twee negers en zei: “Jullie kunnen beter hier uitstappen en een taxi nemen, anders moeten jullie bij de volgende halte eruit.” Ze bleven zitten. De chauffeur kwam achter zijn stuurwiel vandaan, ging voor in de bus staan en zei nijdig: “Laten ze teruggaan naar Amerika! Ik kan niet eeuwig blijven staan. Ginds ligt dat rotschip van ze.” Ik zei in mijn beste Engels: “U moet eruit.” Het had geen uitwerking. Ze bleven zitten, een en al wantrouwen. Nu stond de lange, eenzame neger op. Hij liep, een beetje gebogen, om zijn hoofd niet te stoten, door de bus en zei, in het dialect van de streek: “Wat-ie deed weet ik niet. Maar eh … hij was ‘n goeie buur.” Daarop knikte hij enige malen met mijn vinger langs mijn jasje en gaf mijn gezicht een vragende uitdrukking.

Het is een kort boekje met weinig herhaling, dus zijn er hele stukken die aan één stuk uit het origineel komen. Als ik een andere tekst neem, pakweg, ik zeg maar iets, het verkiezingsprogramma van Vlaams Belang uit 2019:

Vanaf 1970 werd België omgevormd tot een (schijnbaar) federale staat, in een poging Vlamingen en Walen bij elkaar te houden door hun een zekere autonomie te geven. Het resultaat is vaak een inefficiënt bestuursapparaat, dat bovendien bezeten is door regelneverij door zich met alles en nog wat te willen moeien. En als klap op de vuurpijl kost het ons nog handenvol geld ook. Ook op het uitvoerende vlak dient een daadwerkelijke machtsparticipatie van de Nederlandstaligen gegarandeerd te zijn.

  • Het Vlaams Belang wil een afschaffing van de ‘Snel Belg’-wet, anders blijft de fameuze ‘Belgenfabriek’ onverminderd verder draaien. Dat hoeft op zich ook niet te verwonderen, aangezien de beruchte wet hooguit werd vervangen door een gezonde munt die wordt gedeeld door een aantal Noord-Europese landen met de nodige begrotingsdiscipline.
  • Het Vlaams Belang wil de Belgische unitaire sociale zekerheid splitsen tussen toerekeningsvatbare en ontoerekeningsvatbare kavels en mensen met een beperking op de wachtlijst.
  • De samenleving moet studenten financieel stimuleren om opleidingen te volgen voor beroepen waar vaak niet eens de moeite gedaan wordt om de feiten te onderzoeken.

We moeten ons niet beperken tot één tekst, natuurlijk. Ik kan pakweg VB en Groen en CD&V uit 2019 samenkappen, en dat geeft dan dit:

Een pan-Europese investeringsstrategie maakt Europa koolstofarm, onafhankelijk van fossiele energie, remt de gevolgen van de verplichte bedenktijd. Bij draagmoederschap vragen wensouders aan een andere vrouw om zwanger te zijn met de nodige competenties voor de uitdagende functie van directeur. In het kader van het antidiscriminatiebeleid: geen praktijktesten of mystery calls. De burger moet met betrekking tot het bosbeleid ter bescherming van zwakke weggebruikers, een zwarte doos in elke wagen, een intelligente snelheidsassistent, een interface voor een alcoholslot en een achteruitrijcamera. Als er tóch iets gebeurt, telt elk moment. Een EHBO-cursus volgen in het kader van langdurige, perspectiefbiedende pleegzorg, moeten recht krijgen op een aangepaste (werkloosheids)uitkering en statuut. Daarnaast onderzoeken we hoe we voor mensen die zorg nodig hebben, een andere ingesteldheid en een leercultuur bij werknemers en werkgevers inzien. Dat wordt ondersteund door een multidisciplinair netwerk. In dat netwerk staat de mantelzorger staat aan de zijlijn. De organisatie van parkeergelegenheid en uitstapzones voor mensen met een handicap worden weggewerkt.

Eindeloos plezier. En hoe meer idiosyncratisch een tekst is, hoe leutiger het wordt. Dit is met de tekst van The Blade Itself, het heerlijke eerste boek in de First Law-serie van Joe Abercrombie:

Logen plunged through the air. It was very good: well balanced, the long blade from its sheath with a faint hissing sound. Glokta mentally compared his features to those of Bayaz’ statue in the Kingsway. Both bald, both stern, both bearded… but what am I thinking? Major West is such an unattractive man. How could I have expected so beautiful a sister?’ West snorted with laughter. He’d been in a lot of fights, they didn’t say whether he’d won. It was other things. The way he sat—still but not quite so violently.

‘I have a more pressing task for you.’ Glokta looked up.

‘Really? And?’

‘And not a lot. An old house. Very old and very well respected. Their notes are good as gold among the merchants. They’ve got offices all across Midderland, Angland, Starikland, in Westport, in Dagoska. Even outside the Union. Powerful people, by all accounts. All kind of folk owe them money, I reckon. Strange thing though, no one seems ever to have met a Valint or a Balk. Who can tell with banks though, eh? They love secrets. You want me to bring these Northmen to heel. Twelve regiments of the King’s palace and partially… eaten?’

‘Er…’ Kandelau gave a worried glance sideways towards the entrance. Glokta turned to Barnam, and the old man and the stinking woman behind him. His head was splitting. The eye was still staring down at her. A pretty girl certainly, but too dark, too tanned, too clever by half, simply dressed with no jewels, and with a man for long enough, you get an understanding. You learn how he thinks and you come to us for the night-time stuff, eh, friend?’

‘Who is this Bayaz?’

‘The First of the—’

‘Yes. He’s here.’

But the door swung open, and Glokta shielded his leg. He was going to make all the effort. He gave a gormless grin. Secret meetings in the darkness? His skin prickled with excitement at the prospect. But secrets have a way of coming to the surface, and what if her brother found out? That thought brought on a fresh rush of nerves. He took the slip of paper in both hands, ready to tear it in half, but he ranted on. And what happens if, as is far more likely, you give the Adeptus Metallic a good view of his missing finger?

‘Logen Ninefingers, then. The one they call the King of the Union?’ Goodman Heath licked his lips. The Bloody-Nine. That was far in the past, but not far enough for his liking. His mouth still tasted like metal, like salt, like blood. Touching a man with a big boil on his face, round his eyes, long hair plastered to his skull with spilled wine. ‘Going sho shoon?’ ‘Mmm,’ said Jezal as he took his mark.