Joe Haldeman
Gollancz, 2010, 241 blz.

De uitgave die ik in huis heb, is van 2010, het is al misschien al meer dan dertig jaar geleden dat ik dit voor het eerst las, maar het boek zelf is van 1974.

“De mensen zitten niet te wachten op de Vietnamoorlog in de ruimte,” zeiden een hele stapel uitgevers tegen Haldeman. Uiteindelijk is het toch gepubliceerd geraakt en was het een instant-klassieker — niet voor niets nummer één in de reeks van SF Masterworks.

Het gaat over soldaten, in de jaren 1990, een dus niet-zo-enorm-verre toekomst vanuit 1974 bekeken. Er is een speciaal soort object ontdekt in de ruimte, de collapsar. Als er met een ruimteschip in zo’n collapsar gevlogen wordt, katapulteert die u bijna-ogenblikkelijk verder in dezelfde richting tot een volgende collapsar. Allemaal goed en wel, maar de wetten van de fysica blijven ook gelden, en tijddilatie blijft een feit: voor de soldaten die aan quasi-lichtsnelheid bewegen, zijn hun dagen of weken reis ettelijke jaren voor wie niet zo snel beweegt.

En zo wordt een oorlog snel een oorlog van eeuwen: er is een schip verloren gegaan, aangevallen door een vijand, de Taurans; daarop reageert de mensheid reageert en vernietigen ze decennia later een stapel vijanden, tegen dat er daarop reactie is, is de vijand decennia verder geëvolueerd in hun wapens en techniek, en dan reageren de mensen weer, ook devennia of eeuwen geëvolueerd, enzoverder.

Hoofdpersonage van het boek is ene Mandella (haldeman, mandella, get it, get it?) die in de allereerste aanval op de Taurans betrokken is, en gevecht na gevecht terugkeert, tot hij de oorlog uiteindelijk meer dan duizend jaar later stopt. Hij komt telkens met time debt terug, en moet telkens weer aanpassen aan een veranderde maatschappij — de enige constante is dat het oorlog blijft.

Het eerste dat opvalt, en dat blijft opvallen, is de behoorlijk agressieve heteronormativiteit van de auteur. Nee serieus — het leger is altijd al gemengd, en dit is zo ongeveer het eerste dat er gebeurt:

The orgy that night was amusing, but it was like trying to sleep in the middle of a raucous beach party. The only area big enough to sleep all of us was the dining hail; they draped a few bedsheets here and there for privacy, then unleashed Stargate’s eighteen sex-starved men on our women, compliant and promiscuous by military custom (and law), but desiring nothing so much as sleep on solid ground.

The eighteen men acted as if they were compelled to try as many permutations as possible, and their performance was impressive (in a strictly quantitative sense, that is). Those of us who were keeping count led a cheering section for some of the more gifted members. I think that’s the right word.

When we shuttled back up to the Hope, nobody was too happy about leaving (though some of the more popular females declared it’d be good to get some rest).

Euh ja. Vrouwen als poepvee. De eerste keer dat hij terugkeert is het 23 jaar later en is dit zijn eerste interactie met (voor hem) een man uit de verre toekomst:

“I’m twenty-three, so I was still in diapers when you people left for Aleph. . . to begin with, how many of you are homosexual?” Nobody. “That doesn’t really surprise me. I am, of course. I guess about a third of everybody in Europe and America is. Most governments encourage homosexuality—the United Nations is neutral, leaves it up to the individual countries—they encourage homolife mainly because it’s the one sure method of birth control.”

Euh ja. Homolife. Sure.

Nog een iteratie of zo later:

“I know this is hard for you to accept, but heterosexuality is considered an emotional dysfunction. Relatively easy to cure.”

“If they think they’re going to cure me—”

“Relax, you’re too old.” He took a delicate sip. “It won’t be as hard to get along with them as you might—”

“Wait. You mean nobody… everybody in my company is homosexual? But me?”

“William, everybody on Earth is homosexual. Except for a thousand or so; veterans and incurables.”

Mandella is géén domme stereotiepe redneck of zo, hij wordt voorgesteld als een uitstekend opgevoede, bijzonder intelligente mens. En toch is hij zo. Die agressieve heteronormativiteit, en de ongelooflijke onzekerheid die ermee gepaard gaat, is wat mij het meest bijblijft van het personage.

Was het écht zo gesteld met fundamenteel menselijk fatsoen in de jaren-1970 dat een auteur zijn self-inserted hoofdpersonage zich ernstig deze vragen kan doen stellen, nog een iteratie later?

It was dawning on me that I had not the slightest idea of how to conduct myself socially. So much of my “normal” behavior was based on a complex unspoken code of sexual etiquette. Was I suppose to treat the men like women, and vice versa? Or treat everybody like brothers and sisters? It was all very confusing.

Wat een vernieuwend concept: mensen als mensen behandelen en niet door de bril van “kan ik ermee naar bed gaan”. Vreemd.

Behalve dat en dat het einde van het boek al vanaf het begin getelegrafeerd was: boek blijft voor de rest overeind. Te lezen als een period piece. Vietnamoorlog in de ruimte, inderdaad.

Één reactie op “Gelezen: The Forever War”

  1. Lees niet de vervolgen trouwens, die zijn een stuk minder van kwaliteit. Ken je de verstripping die Marvano eind jaren tachtig heeft gedaan? Dat was mijn eerste kennismaking met De Eeuwige Oorlog.

Reacties zijn gesloten.