Het was een gewone week, en dan was het ineens een vierdagenweek, want op het werk vieren we de verjaardag van de universiteit, hoera! Dies natalis, elk jaar op de voorlaatste vrijdag van maart, en dat het vrijaf is voor iedereen die bij ons werkt.

Ik had het maandag vernomen maar ik was het tegen donderdag al wat vergeten en dus was het een meer dan aangename verrassing als ik er in de namiddag plots weer aan dacht.

Het was echt, maar dan echt nodig, een dag vrij. Ik ben om ikweetnietwelke reden mijn vakantiedagen aan het opsparen in plaats van ze gelijk een normale mens te verdelen over het jaar. Als ik niet oplet, zit ik op het einde met een maand overschot gedomme.

Ik had op de laatste namiddag van de week nog een belangrijke meeting. Ik vermoed dat ik er nerveus zou voor moeten geweest zijn, maar neen dus. ’t Is raar, ik kan mij niet meer herinneren wanneer ik nog eens nerveus ben geweest voor een meeting. Geen goed teken, denk ik. Ik zou moeten nerveus zijn, en niet altijd een combinatie van ‘ik weet waarover het gaat’ en ‘we zien wel zeker’ hebben.

Niet dat ik er niet mee inzit of zo hé, integendeel.

I dunno.

Ouderdom zeker?

Of ook, besef ik nu ik er juist over denk: het is al geleden van die keer dat ik een dacht ik normale opmerking slash vraag had over iets dat met communicatie te maken had en dat ik ontboden werd op het bureau van de toenmalige grote baas van het internationale instituut waar ik in de communicatie werkte, dat ik geïntimideerd was.

We zaten met vier in de vergadering: mijn baas, haar baas (de grote baas), een sous-fifre van de grote baas, en ik. Zoals ik in in elke vergadering doe, had ik mijn notitieboekje erbij gehaald en de datum opgeschreven, kwestie dat ik notities kon nemen, en toen begon de grote baas in kwestie mij uit te schelden. Uit het niets. Dat het schandalig was, het gebrek aan respect, en dat als ik bij de grote baas zat, ik hem in de ogen moest kijken, en wie dacht ik wel dat ik was, dingen in vraag stellen die al besloten waren, en bla en bla en bla. Roepen. Tieren. Bloed in de ogen, kloppende aders op het voorhoofd en in de nek.

Ik voelde het in mijn maag, een mens die ik dacht vriendelijk en zacht te zijn, die zich ineens als een soort schuimbekkende karikatuur begon te gedragen. Oprecht slecht, dat ik ervan was. En toen ik ’s kerels bureau uitkwam, heb ik mezelf voorgenomen dat dit niet meer zou gebeuren. Nooit meer.

Ik heb sindsdien al stapels kleine, grote en nog grotere bazen meegemaakt, in binnen- en buitenland. In allerlei organisaties, van klein tot massief groot. Maar nooit meer met knikkende knieën een bureau binnen- of buitengestapt.

Mijn startpositie is en blijft: onredelijk positief. Er altijd van uitgaan dat de persoon aan de andere kant van het gesprek het beste voorheeft. Zelfs als het erop lijkt dat dat niet het geval is, altijd het voordeel van de twijfel geven. Opnieuw en opnieuw. En zelfs als het duidelijk is dat het niet zo is, dan is het tijd om het Scheermes van Hanlon boven te halen: never attribute to malice what can be adequately explained by stupidity. (Kies voor “stupidity” gerust een andere term — angst (vaak om fouten te maken en door de mand te vallen), Peter Principle, onkunde, onzekerheid, etc. etc.)

Begrip en empathie dus: altijd.

Maar respect is iets dat verdiend wordt, niet afgedwongen.

Alla. Dat geheel terzijde. Vakantie dus! Lang weekend!



Reacties

Eén reactie op “Een onverwachte verrassing”

  1. “Never attribute to malice what can be adequately explained by stupidity”. Om die reden zijn ook de meeste complottheoriën niets waard, i.e. wat wordt beslist is vaak het gevolg van onkunde, paniek, niet voorbereid zijn, niet voldoende nadenken (op lange termijn), maar eerder zelden het gevolg van een weldoordacht plan om de mensen een kloot af te draaien.