Ik zat op het toilet. Zelie: eirgh! stinkt! Ik ga de deur dicht doen! (de deur was uiteraard al dicht, zij heeft ze open gedaan)

Deur gaat toe. Gefrunnik aan deur.

Even later: Zelie! Papa heeft gedàààn!

Zelie: ja, ik heb de deur een beetje op slot gedaan, zo kan het niet tot hier gaan stinken.