Ah ja, het concert van gisteren. The Cramps. Met in het voorprogramma een sympatiek groepje dat, zoals dat heet, aan de weg timmerde.
Het was eigenlijk wel aandoenlijk die mannen: twee gitaristen en een drummer, in een schoon kostuum, helemaal hip en zo, met een eclectische mix van muziek. Ik stond heeltegans vanvoor (gewoontegetrouw, eersterijplaatsen op concerten afpakken van echte fans) en ik zat er voortdurend mee in dat ze over hun draden zouden vallen, dat de electriciteit zou uitvallen, dat ze door elkaar zouden beginnen babbelen tegen het publiek, dat de klank helemaal verkeerd zou zitten, enfin, ‘t was spannend.
Al die dingen waar ik bang voor was, zijn trouwens gebeurd: gestruikeld, geen klank in de gitaar, niet akkoord over wie wat ging zeggen, en ik heb het hele concert geen noot uit de mondharmonica gehoord.
Maar bon, ‘t was fijn.
En The Cramps waren, tja, The Cramps. Poison Ivy, ondertussen ook al vijftig, heeft nog altijd het lichaam van een zeventienjarige (op de rechtervoorarm na misschien) en glimlacht alleen als ze denkt dat het publiek het niet ziet. En Lux Interior is binnenkort zestig, en is nog altijd even degoutant. Hij heeft gewoontegetrouw het hele concert lang zijn one eyed trouser snake bewreven en bepampeld (en uiteindelijk ook bovengehaald); de micro is bijna meer in dan voor zijn mond geweest, hij was zó aan het zweten dat het langs zijn (vinyl) broekspijpen op het podium zeikte, enfin, great stuff.
En ze hebben niet Human Fly gespeeld.