Maar de laatste paragraaf van deze blogpost vind ik dan weer zeverr, gezeverrr.
Wat ik gezegd had:
Oh, en voor de rest, eigenlijk: alles is een illusie. Er is geen ik, er is geen u, we maken onszelf wijs dat er een ik en een u is. Er zijn geen identiteiten, laat staan virtuele identiteiten. Zo.
Dat was een beetje kort door de bocht. Wat ik bedoelde was: er is geen blokje in een mens dat “de identiteit” is. We hébben er wel één, maar het is een illusie. Neem een zeer sterke microscoop, en al wat je ziet is moleculen en dingen, geen identiteit.
Wij hébben nochtans een identiteit. Dat wéten we nu eenmaal. Een aap heeft ongetwijfeld ook een “ik” die hij als apart van de rest beschouwd, en een aap realiseert zich ook dat andere een “ik” hebben. Een kat wellicht ook, maar toch wat minder — beseft die kat wel dat het zijzelf is in de spiegel bijvoorbeeld?
Een hagedis, zou die een “ik” hebben? Ik denk het niet. En een mug al helemaal niet. Dus ergens daar tussen een mug en een olifant, komt er plots een “ik” op de proppen.
Ik geloof niet in dualisme, dat er een buitenlichamelijk “iets” zou zijn (een geest, een ziel, whatever). Akkoord, die visie is ingebakken in onze maatschappij — anders zouden bijvoorbeeld al die films met identiteitsverwisselingen gewoonweg onbegrijpbaar zijn — maar ik vind het onmogelijk te rijmen met mijn wereldbeeld.
Maar als er dus geen geest/ziel is, wat is dan die “ik”? Een foetus heeft er nog geen, een baby die net geboren is ook niet echt, maar uit ervaring weet ik: plots gaat in kinderen “het licht aan”. Van bijna de ene week op de andere is er plots een “ik” in dat wezentje dat tot dan eigenlijk niet veel meer dan een homp vlees met een mond vanboven en pampers onderaan was.
En omgekeerd: in iemand met bijvoorbeeld Alzheimer’s, gaat dat licht geleidelijk aan uit, tot het na verloop van tijd helemaal weg is, en je weer eindigt waar het begon: een mond vanboven, pampers onderaan, en geen “ik” meer.
Wat die “ik” dan wel is? Ik ben het eens met wat Hofstadter zegt:
In the end, we self-perceiving, self-inventing, locked-in mirages are little miracles of self-reference.
We zijn systemen die niet fundamenteel anders zijn of inherent meer “ik”-heid in mensen dan in muggen, of computers, of mierenhopen, maar we zijn wel veel en veel complexer. Zó complex dat er allerlei emergente fenomenen mogelijk worden — maar dan wel op macro-niveau. Eigenlijk blijft het slijm en dingen.
Euh, of zoiets. Ik zal er dan eens duidelijker over moeten nadenken, want ik weet wel wat ik denk, maar ik krijg het niet verwoord zoals ik zou willen. 🙂
Reacties
21 reacties op “Ik besta niet”
Zoals je het nu beschrijft doet het mij denken aan wat in het filosofieklasje “zelfbewustzijn” genoemd werd, eigen aan alléén mensen, alwaar andere diersoorten ook wel “bewustzijn” hebben.
Ja, en dan vraag ik u meteen: waarom alleen mensen? En alle mensen? Of alleen mensen vanaf pakweg zes maand die nog niet seniel zijn?
Het is géén zaak van aan of af, denk ik.
Een kind krijgt naargelang het ouder wordt meer en meer “ik”. En een mens met alzheimer minder en minder “ik”, zodat er in pasgeboren kinderen en compleet ge-alzheimerde mensen (eikes, die term!) minder “ik” is dan in pakweg een muis.
Mag ik dat eens opzoeken? 🙂
Huh, uiteraard heeft het te maken met het feit dat de mens het enige levende wezen is dat zich concreet bewust is van zijn hoedanigheid, van zijn begin en van zijn sterfelijkheid. Dat is een filosofische benadering, en ik weet niet wat uit die hoek gezegd wordt over externe interventies zoals Alzheimer.
En nog iets, wat ik nog niet las en zo fundamenteel is: zonder ‘zij’ is er geen ‘wij’ ofte geen ‘ik’.
Een identiteit is voor een groot deel gevormd, kan pas bestaan, net door het – verschil – tussen ik en die ander.
Die laatste fase van dementie wordt ook wel eens de fase van het ‘verzonken ik’ genoemd. Ouderen zijn op dat moment niet echt meer bij ‘bewustzijn’, wat uiteraard niet moet resulteren in het feit dat ze niet meer als mens benaderd moeten worden.
Doet me sterk denken aan Descartes’ Cogito.
Je pense, donc je suis.
Prachtig stuk, Michel.
Een tijdlang in het “een” buitenland wonen en werken. Sindsdien leef ik in een film. Afstand en soms niet. Ik probeer afstand te houden en naar mezelf in de spiegel te kijken als zijnde een andere persoon. Soms lukt het en dan voel ik me goed. Ik lach dan, ik vind mezelf belachlijk maar op en positieve maner. Ik relativeer. Probeer. Deemoed te hebben. En verwondering. Alle dagen.
Meestal lukt het niet.
Griezelig wel, de gedachte dat er niks zou bestaan dat mij (of mijn baby) verbindt tussen gisteren en vandaag. Het maakt een mens zo inwisselbaar.
Daarnet nog op kraambezoek het gehad over het omwisselen van baby’s na de geboorte. Een platte baby die nog geen persoon is, toch ruil je hem niet met je buurvrouw.
De Spons zegt daar intelligente dingen. Waar er geen “intrisieke” ik is, wordt de ik toch ingevuld door de omgeving? Dat geldt zowel voor de seniele ouderlingen als de platte pasgeboren baby.
En meer dan dat: ik denk niet dat er iemand is die kan zeggen dat zijn “ik” enkel en alleen van zichzelf afhangt.
Om nog verder te gaan: de “ik” van dieren is al voor het grootste door de omgeving ingegeven, maar is mss wel zo insignificant dat het eigenlijk equivalent is met geen ik zijn. Tenslotte, wat bepaalt de persoonlijkheid van de mug die u steekt? De gestokene, want die roep misschien wel uit “rotmug”. Of zie ik dat nu verkeerd?
Gotver, en ik ben niet eens zo’n filosofiefan.
Ik vind dat baby’s en demente ouderen toch ook een “ik” hebben, hoor. Als een baby geboren wordt is al bepaald wat zijn afkomst is, hoe zijn ouders hem opvoeden, de cultuur waarin hij terechtgekomen is, enz … Al die dingen dragen bij tot het langzaamaan opbouwen van zijn persoonlijkheid en dat begint zelfs nog voor de geboorte (“Amai ‘t is een felle, zo schoppen!” of “Hij kon niet wachten om op de wereld te komen, twee weken te vroeg zeg, zo’n ongeduld!”)
De “ik” van een demente oudere bestaat dan weer uit hoe de mensen hem kennen en hoe ze zich hem herinneren. Een man die gans zijn leven een strenge schoolmeester is geweest en er ook zo uitziet, behandel je niet als een circusartiest of joviale ijsjesverkoper, of omgekeerd. Die “ik” blijft standhouden tot zelfs na de dood, tot niemand zich hem nog herinnert. Zo bestaat de “ik” van bepaalde figuren nog altijd, iedereen zal bijvoorbeeld beamen dat de Julius César dat dat ne specialen was, en dat den Einstein niet goed bij zijn hoofd was soms maar toch ook wel weer een genie, ook al heeft niemand hen gekend. Allez bij wijze van spreken hé.
Allez, ik versta onder de “ik” van iemand toch zijn persoonlijkheid en identiteit, hetgeen eigen is aan die ene mens en aan niemand anders. Maar het is maar hoe je het bekijkt, natuurlijk.
@Greet: met andere woorden: uw en mijn persoonlijkheid is niet alleen beperkt tot alleen uw en mijn hersenpan, maar kan een beetje verspreid zitten.
Yup, daar geloof ik ook in: iemand is niet dood zolang hij niet vergeten is.
Het is op dat niveau allemaal kwesie van gradaties.
Dat lichaam en geest 2 zijn, is een westers concept.
Moderne hypnotherapie baseert er zich vaak op dat lichaam en geest één zijn: dit wordt dan ook bewezen door het feit dat sommige chronische pijnen gelinkt zijn aan levensproblemen.
(en mijn grootvader werd destijds geopereerd onder hypnose, want hij was te oud voor verdoving – wat mij een vrij sterk bewijs lijkt)
Blijkbaar hebben zuidamerikanen het daar minder moeilijk mee, want in de zuidamerikaanse (indische) kultuur bestaat dat dualisme niet. En zoals eskimo’s verschillende namen hebben voor sneeuw, hebben zij verschillende namen voor geestestoestanden.
Ik kan iedereen ook de Tibetanen aanraden, in die context.
Neen aan het cartesiaanse dualisme! Awoert!
😀
En voor wie hier verder op wil doorgaan: lees eens Consciousness explained van Daniel Dennett (een maatje van Hofstadter trouwens). Dat boek heeft me, tijdens eens hete zomer in Umbrië alweer tien jaar geleden, voorgoed verlost van alle restjes Cartesiaans dualisme en geloof in een essentieel “ik”.
Michel, waar maakt gij u nog zorgen over? Cartesiaans dualisme is toch al lang out.Ons lijf mag al meer meer dan een eeuw één zijn met onze geest. Laten we er schol op zeggen: lijd en geest zullen er in volle eenheid van genieten!
lijf! En Freud heeft er niet mee te zien.
@Els: leg dàt maar eens uit aan al wie gelovig is. 🙂
@michel: dat zal nog wel meevallen, denk ik. Dat lichaam zit hen minder in de weg dan de schrik dat er niets méér zou zijn dan alleen maar een biologische machine.
Want waarom zou men bijvoorbeeld benzine gaan gieten in bio-machines die leven in landen waar het minder goed is dan hier? Dan doe ik misschien liever alsof en mens méér (waard) is, zelfs als ik zou weten dat het niet zo is.
@inferis: de mug die mij steekt mag zich contextgewijze aan een erg tweedimensioneel zelfbeeld verwachten.
Iets anders dan, een kat weet niet dat hijzelf daar in de spiegel staat. Zelfs als ik de mijne in de meest onmogelijke posities voor de spiegel houd (hee, die kat hangt ook ondersteboven), gaat er bij hem geen lampje branden.
Jonge kinderen herkennen zichzelf ook nog niet in de spiegel, trouwens. Zet een peuter met een verfvlek op zijn voorhoofd voor een spiegel, als hij erachter gaat kijken heeft ie het concept niet door, anders grijpt hij naar zijn voorhoofd om te kijken wat die vlek daar is.