Gisterenavond een kleine drie uur uitleg gekregen over het hoe, het wat en het waarom van het vierde leerjaar.
Ik herinner me mijn vierde leerjaar, en de school waar ik in zat, en daar is eigenlijk maar één ding op te zeggen: ik wou dat ik op de school van Zelie in 2008 had gezeten en niet op de school waar ik zat in 1979.
Miljaar daar is over nagedacht, en die mensen zijn eigenlijk serieus goed bezig, tegenwoordig. Met zeer veel aandacht voor wie het meer of minder goed doet (ik ben de lagere school doorsparteld zonder de tafels van vermenigvuldiging of zinsontleding ooit te leren en niemand die er ook maar naar gefloten heeft — en we zaten maar met zes in de klas!), met zelfstandig werk (hadden wij niet), met meer stimulerende somplex-taken voor als het zelfstandig werk af zou zijn (het was in principe allemaal stimulerend op mijn school, maar eigenlijk dus niet), met zorgleerkrachten, met een voortdurende opvolging en terugkoppeling (één leraar voor zo ongeveer alle vakken is een enorm voordeel: wij hadden één leraar per vak), met… manneken.
Veel gesakker op de maximumkosten voor schooluitgaven, dat wel: 60 euro per jaar, daar kunnen ze niet echt veel mee doen blijkbaar. Ook al omdat daar ook bijvoorbeeld alle materiaal en dingen als een theaterbezoek (3 euro) of zelfs zwemmen (18 euro per jaar!) in zitten.
Maar voor de rest: het belooft wijs te worden, in de klas van Zelie. De meester is een filmmakende medemens, en hij gaat dit jaar alles wat muzische vorming is, en daar zit blijkbaar voordracht en dans en muziek en tekenen en dergelijke ook in, in één groot project steken: ze gaan met de klas een speelfilm maken. Met decors en kostuums en dansjes en liedjes en een plot en montage, en vanalles.
En moeilijk dat sommige dingen me lijken: zo hebben ze een blinde kaart van België te leren. Ik herinner me van die stempels, met daarop de hoofdsteden van de provincies (het waren er toen nog negen!), en de Maas, de Leie en de Schelde, en wat bijrivieren. Zij hebben dat ook, maar in plaats van negen stippen op de kaart zijn het er tot 42!
En ze hebben computers (allemaal tweedehands van ouders, hoe gaan die dingen?) waarop oefeningen gedaan worden, en ze doen allerlei projecten, oh, en vanaf dit jaar zijn er expliciete technologie-lessen voor de hele lagere school: eindelijk een begin van herwaardering van technisch en beroepsonderwijs.
En het is vanaf deze week al verkiezingscampagne voor het leerlingenparlement. Zelie heeft alvast vanavond achter de computer gezeten en een kiesprogramma en letters en kleuren en teksten gekozen:
Ze ziet het niet echt zitten, want blijkbaar zijn er veel meer jongens dan meisjes, en volgens wat ze zeggen stemmen alle jongens op jongens, en zijn er meisjes die nu al gezegd hebben dat ze zeker op een jongen gaan stemmen… ha, klinkt bekend.
Valsspelerij ook, vind ze het: er zijn veel kandidaten die dingen beloven waarvan “iedereen” al weet dat het niet kan. Langere speeltijden, bijvoorbeeld. Of meer klasuitstappen. Of voetballijnen op de speelplaats.
Ach, we shall see. ‘t Zal in alle geval een mooie les zijn.
En ja: ik heb me ingehouden en ik heb haar geen truken van de foor aan de hand gedaan of zo. Het moet plezant blijven.
Reacties
3 reacties op “Inleiding in het vierde leerjaar”
Schattig – of eerder licht verontrustend – is dat je al van in de lagere school de impliciete boodschap krijgt dat “politiek” hetzelfde is als “dingen beloven”. Geen kind haalt het in zijn hoofd om dingen te afficheren als ‘wanneer er een conflict is, dan stap ik naar de directeur om het op te lossen’ of ‘met mij gaan we méér dingen leren’ ofzo.
Hm. Misschien had ik vannacht meer moeten slapen.
mijn vierde leerjaar was een annus horribilis met een kreng van een juffrouw als voornaamste reden: nooit zoveel straf moeten schrijven als toen (honderd keer ‘een’ schrijven als je ‘één’ had voorgelezen in een tekst), meisjes uit de klas die mochten opletten als juffrouw P even weg was (en zomaar een streepje naast je naam zetten om je 5 bladzijden straf aan te smeren), … Tot er ouders naar de directeur zijn gestapt. Gelukkig was er meester W in het 5e, en natuurlijk meester D in het 6e. Maar het vierde? Nee, bedankt.
Met zo’n affiche zal ze wel winnen!
Ik herinner me ook zo’n verkiezing. In onzen tijd betekende dat: 25 keer hetzelfde folderke maken en kleuren! 🙂