‘t Zou eigenlijk grappig zijn als het grappig was, maar het is het niet. Ik ben het beu alsmaar “oh, het gaat” of “goed, en met u?” te zeggen als men me vraagt hoe het gaat.

“Slecht,” is mijn antwoord tegenwoordig.

Things fall apart; the centre cannot hold. The best lack all conviction, while the worst are full of passionate intensity.

Was mijn antwoord toen, moet ik zeggen: wat hierboven staat, komt van lang geleden.

Het was eind 2003, en de eigenaars van het bedrijf waar mijn visitekaartje van zei dat ik er de baas van was, hadden me net laten weten dat het ermee gedaan was. Boeken toe, en die paar honderdduizend in bestellingen die we jullie nog te goed hadden: vergeet die ook maar.

Oh, wat zijn de zaken veranderd sindsdien!

Zelfmedelijden, laat staan gedetailleerd zelfmedelijden, da’s écht niet voor op een weblog, geen kat die erin geïnteresseerd is, en het is genant voor alle mogelijke betrokken partijen bovendien. Achteraf kan er wel eens over gemijmerd worden, dat wel.

En het zou eigenlijk grappig zijn als het grappig was, maar het is het niet: ik kwam daarnet toevallig in de buurt van de archieven van mijn weblog eind 2003.

Ik had toen al denk ik meer dan een jaar paniekaanvallen als ik ook maar aan geld dacht — jaarrekeningen, EBITDA, marges, gewogen pipelines — maar eind dat jaar werd het écht erg.

Nachten en nachten wakker liggen, herinner ik me, wijdopengesperde ogen op het plafond, dat uren aan een stuk alsmaar dichter en dichter kwam, tot het door mijn borstkas ging, en ik niet meer kon ademen.

Wegens, uiteindelijk, een bedrijf waar ik jaren geleden al eigenlijk helemaal was uitgestapt en dan alsnog uit misplaatste ik-weet-het-niet toch in gebleven was, maar dat het vanaf dag één misschien niet voor de buitenwereld maar wel voor mij de kroniek van een aangekondigde marteldood was — en dat ik niet wist hoe ik er iets aan kon doen — en tegen dat ik het wél wist, dat het al écht te laat was — en dat alleen rauwe overredingskracht het bedrijf anderhalf of zo jaar langer recht gehouden heeft dan eigenlijk mogelijk was.

Ha.

Met werknemers (een directeur heeft geen collega’s, hij heeft alleen werknemers) die een mengeling waren van goedbedoelend maar niet op hun plaats, slechtbedoelend en niet op hun plaats, harde werkers die stom werk moesten doen en het deden, minder harde werkers (ahem) die intelligent werk hadden moeten doen maar het niet deden, en zelfs één profiterende bloedzuiger die er gelukkig niet al te lang gebleven was.

En dat het allemaal, allemaal mijn eigen schuld was. En dat ik het zag gebeuren, en dat ik er niets aan kon doen.

Ha.

Maar wat zijn de zaken veranderd sindsdien. Nu heb ik écht redenen om mij slecht te voelen, ha.

Ik zal er dan achteraf ook eens in gesluierde termen over mijmeren, over de totaal andere redenen om mij slecht te voelen tegenwoordig.

En dan nog veel, veel later, als alle betrokkenen het allemaal vergeten zijn, zou ik eens in detail moeten schrijven over de jaren 1990–2003.



Reacties

2 reacties op “To hell in a handbasket”

  1. Ik meen ergens opgevangen te hebben dat het de bedoeling is om over dergelijke dramatische verhalen — want zo klinkt het wel — Een Boek Te Schrijven. Mogelijk pikt iemand dat op, en dan wordt er een Beklemmende Verfilming van gemaakt; voorwaarde daarvoor is geloof ik wel dat het Uiteindelijk Allemaal Goed Afloopt, hoewel daar in bepaalde gevallen van kan worden afgeweken.

    Maar goed, dat is dus maar van horen zeggen, ik kan er uiteraard naast zitten.

  2. Hey, wat gek: wat Max zegt.
    Ik wilde zeggen dat die hele blogpost leest als de eerste bladzijde van een boek met een Austeriaanse sfeer..

    Michel, met uw talent moogt ge eigenlijk uw schrijfsels niet gratis op de mensen los laten!