Toen ik zo ergens tussen vijftien en zestien was, had ik een goeie vriend, Jean-Pierre.
Jean-Pierre was schrikwekkend intelligent en creatief, maar wat meer is: hij was ook beangstigend sociaal, én intimiderend gedisciplineerd in het studeren en werken.
Van wat ik zie op het internet — het is misschien twintig jaar geleden dat we elkaar spraken — woont hij in het verre buitenland, is hij daar ondertussen een Ongelooflijk Belangrijk Iemand in een Zeer Groot Bedrijf, maar veel belangrijker: ben ik er van overtuigd dat hij gelukkig is in het leven.
‘t Zit in kleine hints op het internet. Of het zit in mijn hoofd, misschien: Jean-Pierre was, zelfs twintig jaar geleden, iemand die het hart op de juiste plaats en de prioriteiten in de juiste volgorde had.
Het leven zit raar in mekaar op die manier, soms.
We zaten op dezelfde school maar we kenden elkaar niet vóór 1985, en in 1987 waren we elkaar al bijna uit het oog verloren. We zijn nooit bij elkaar thuis geweest—ik heb wel zijn vader een paar keer aan de telefoon gehad, en daar sprak ik dan Frans mee: bonsoir monsieur, Michel Vuijlsteke à l’appareil, zei ik, en de eerste keer dat ik dat deed, zei hij tegen zijn zoon tiens, il parle français.
Een jaar of twee waren wij (toch wel) heel erg goeie vrienden op school, en dat was dat. Ships passing in the night.
Ik vermoed dat Jean-Pierre niet meer weet wie ik ben, en ik geef toe dat ik in geen jaren zelfs nog maar aan hem gedacht had. Erg hé, eigenlijk?
Tot, plots, vannamiddag.
Er moest voor het werk een bestand op een server ergens gezet worden dat het kon gedownload worden, en ik koos zo’n beetje at random www.tsuk.org uit, één van die adressen waar er ooit in het verleden en ooit in de toekomst Allerlei stond en Allerlei zal staan.
Nu staat er enkel dit op:
Het begin van een stuk interactive fiction waar ik een tijd lang aan geschreven heb. Vannamiddag, out of the blue, moest ik plots aan Jean-Pierre denken: dit is bij uitstek geschikt voor iets dat Jean-Pierre en ik meer dan een jaar aan een stuk bijna elke dag deden.
Ik schreef een stukje verhaal in een schrift, en dan gaf ik dat schrift aan hem door. En dan schreef hij een stuk verhaal en gaf hij het aan mij door. En dan ik weer, en dan hij weer, en dan ik weer, en dan hij weer.
In de studie, tussen de lessen door, avonden en weekends, weken en maanden aan een stuk, in kleuren, met diagrammen, met vijftig door elkaar lopende verhaallijnen, schrift na schrift na schrift.
Geen idee meer waar het over ging. Geen idee, ook, helaas, wáár die schriften ergens liggen. Geen idee ook of die dingen nog leesbaar zouden zijn.
Geen idee ook, eigenlijk, of ik onze verhalen nog wel zou willen lezen, dan wel of ik het bij een steeds vager wordende mooie herinnering wil houden.
Aan het anderhalf jaar waar mijn leven uiteindelijk een definitieve draai kreeg, en waar Jean-Pierre en onze cadavres exquis zeldzame lichtpuntjes in een zee van miserie waren.
Reacties
4 reacties op “Cadavre exquis”
Schoon 🙂
schriftje doorgeven en samen en verschillende dingen en al: klinkt als een golfje avant la lettre 🙂
zo zie je maar 🙂
Effe mijn oude schoolmaat Jan erbij halen bij deze blogpost – dat deden wij namelijk ook, schriftje vullen (1 maar weliswaar).
En wat onze schrijfsels betreft – die heb ik een paar jaar geleden herlezen en dat was toch nog best leuk (maar vooral nostalgisch).