Het was vandaag traditioneel paasmaandageten: veertien man in huis, hoezee!
Enfin, ik zeg “traditioneel”, ik moet eigenlijk eerlijk zeggen dat ik het mij eigenlijk niet direct kan herinneren dat we dat al gedaan hadden, maar Sandra zegt dat we dat al gedaan hebben, ik ga ze niet tegenspreken.
De samenlopende omstandigheden willen helaas dat wij nu net bezig zijn met het huis aan de kant te zetten.
Min of meer letterlijk: de inhoud van het bureau aan de straatkant moet er helemaal weg, en de hele linkerkant van het achterhuis moet ook weg. Twee ruimtes die prop-barstens-plenti-vol staan, die in geen jaren meer serieus betreden zijn (en al helemaal niet opgeruimd, laat staan opgekuist): dat leegmaken, dat is dus een recept voor miserie.
Stof, brol, prutserij, het wrakhout van tien jaar in een niet-verbouwd huis te leven met opgroeiende kinderen: ik moet er geen tekening bij maken, zeker?
We zijn er aan begonnen vrijdag. En dan zijn we op weekend geweest met de familie en lag de keuken in ruïne. En dan moest er maandagavond en dinsdagmorgen doorgewerkt worden om een minimum aan gerief uit dat bureau weg te krijgen, omdat de meneer van de verbouwingen en de architect allebei dinsdagnamiddag kwamen opmeten.
En dan lag het weer even stil. En dan kwamen zaterdagavond onverwacht mensen eten, en hebben we in paniek de keuken wat aan de kant gezet. En dan zijn we zondag pasen gaan doen en is er dus niets meer van in huis gekomen van opruimen.
En kijk: zo zijn we dus maandagochtend, weten we dat er maandagmiddag veertien man zal zijn, en moet de keuken nog opgekuist worden. Een oorlogszone.
‘t Is min of meer gelukt om aan de kant te zetten (op sommige momenten kan ik schrikbarend efficiënt zijn), en dan is er nog eten gemaakt (courgettesoep, lamsbout en allemaal groenten en saffraanaardappelen en taart en alles), maar nu mogen ze mij bij elkaar vegen.
Ik kan gemakkelijk een paar dagen recuperatie gebruiken, denk ik.