Gelezen: Blindsight

BlindsightVerdomme, Peter Watts, kerel toch. Zo enorm veel goede ideeën, en zo enorm veel gemiste kansen om er goede boeken van te maken.

Om te beginnen, maar daar kan noch Watts noch dit boek iets aan doen: ik was Blindsight enorm hard aangeraden, en de eerste plaats waar ik keek, werd het boek als “Rifters: 4″ aangekondigd. Combineer dat met mijn (ongetwijfeld slechte) gewoonte om zo weinig mogelijk op voorhand te lezen over de boeken die ik ga lezen, en ik was ervan overtuigd dat ik best Rifters één, twee en drie ook las, vooraleer ik aan nummer vier begon.

Eén viel nog mee, twee niet echt en drie echt niet, waardoor ik al met wat achterdocht aan dit boek begon.

…en waardoor het des te harder aankwam toen ik na een bladzijde of vijf zes plots ging van “hey — ik héb dit al ooit eens gelezen!”.

Ik moet het boek ooit tot ongeveer de helft gelezen hebben, en dan opzij gelegd. Et pour cause. De op-het-eerste-gezicht premisse is recht uit Arthur C. Clarke (The Sentinel / 2001, Rama): plots komen er blijkbaar wellicht aliens toe, en er wordt een expeditie op poten gezet om op onderzoek te gaan.

Kleine twist: de expeditie bestaat uit een resem mensen die aangepast zijn of zichzelf aangepast hebben, en een vampier. Aanpassingen gaan van een halve hersenpan vol computer tot een soort super-synesthesie over een personage dat als “The Gang” bestempeld wordt omdat het eigenlijk een aantal verschillende personen in één is (in de toekomst is MPD geen syndroom of probleem maar een troef).

Ah, en de vampier is een mensensoort die eigenlijk een paar tienduizend jaar geleden uitgestorven is, die in zijn tijd een soort apex predator was, die jaagde op mensen, die in een soort winterslaap kon gaan, die allergisch was aan rechte hoeken en dergelijke — en die in de 21ste eeuw genetisch weer tevoorschijn was gemanipuleerd wegens zeer nuttig in sommige omstandigheden, waar hypersnel beslissingen moeten genomen worden en watnog.

Allemaal op een schip, in een soort gedehytrateerde vorm richting Oortwolk, ter plaatse gerehydrateerd en contact met de aliens. De aliens blijken in eerste instantie een soort zeer geavanceerde ELIZA te zijn: het is niet duidelijk of het om een computerachtig iets gaat waar ze mee communiceren dan wel met een buitenaardse intelligentie die zo anders is dat het communiceren moeilijk of onmogelijk is.

En dan komt het terrrrgend langzaam uit, wat er aan de hand is, en moeten we door pagina’s en pagina’s (en pagina’s en pagina’s) pseudo-interacties tussen personages die er geen zijn, allemaal spirograph-gewijs draaiend rond het centrale thema van het boek: enorm veel expositie over een ideetje, niet veel meer, over bewustzijn en intelligentie.

…en dan is het boek gedaan, en dan volgt, in appendix, het meest interessant stuk van het hele verhaal: Peter Watts die wetenschappelijke antecedenten en parallellen geeft, verwijst naar bronmateriaal, en in misschien twintig bladzijden duidelijk maakt dat hij betere ideeën heeft en betere research kan doen, dan hij boeken kan schrijven.

Het deed me denken aan Murasaki uit 1992, waar Poul Anderson met zijn hoed van wetenschapper op een hele wereld bouwde, die meticuleus omschreef, en daar collega’s Greg Bear, Gregory Benford, David Brin, Nancy Kress en Frederik Pohl op losliet, om er verhalen over te schrijven. Machtig goede auteurs allemaal, maar ik vond de world building stukken interessanter dan wat ze er uiteindelijk mee deden.

Jammer, van Blindsight. Ik heb ondertussen gelezen dat veel mensen op het internet het een meesterwerk vinden, maar ik was teleurgesteld.

 

[van op Boeggn]