Dit is waar ik bij mijn eerste doorlezing een tijd gestopt was met The Malazan Book of the Fallen, denk ik. Erikson maakt het een mens ook niet gemakkelijk: deel vijf van de reeks heeft weinig of niets te maken met de eerste vijf delen, en het is pas ergens zeer diep in het boek (hoofdstuk 12, rond het midden) dat duidelijk wordt hoe de omgeving van het boek past in de wereld — dat “the Errant” een collectieve naam voor de Forkrul Assail is, dat er ook hier massieve ruzie was tussen T’Lan Imass en Jaghut, en dat het hier allemaal gaat om de nazaten van Tiste Edur en een nieuw volk, de Letherii.
En gedoe met the Crippled God, en dat Hood blijkbaar geen plaats heeft op Lether, en zoals bijna altijd Elder Gods die zich voordoen als gewone mensen.
Oh, en een krijger die met zijn broers er op uit wordt gestuurd om een magisch zwaard te vinden voor zijn koning, maar dan blijkt dat de jongere broer het kwestieuze zwaard aanraakt — wat hij expliciet niet mocht doen — en dan wordt die jongste zoon op gruwelijke wijze onsterfelijk (thanks, Crippled God!) en kroont hij zichzelf keizer.
En nog allemaal andere onsterfelijke of ondode karakters, waaronder één die echt niet liever wil dan enorm griezelig zijn en mensen bang maken, en zeer graag lange nagels zou kopen en puntige tanden.
Om te zeggen dat het bij momenten zeer grappig is, en bij momenten zeer pakkend, maar ik heb het moeilijk gehad, en het heeft lang geduurd eer het uit was. Er zitten stukken in die vintage Erikson zijn en zeer aangenaam om lezen, maar ik had meer dan eens het oncomfortabele gevoel dat hij gewoon moeilijk aan het doen was om moeilijk te doen.
Boek zes en zeven zijn hier een rechtstreeks vervolg op, dat maakte ze voor zover ik me herinner ook minder lastig. Serieus: een reeks schrijven en dan op het einde van boek vier alles in medias res laten staan, en een volledig ander verhaal beginnen in boek vijf. Trr.